Full text |
<?xml version="1.0" encoding="UTF-8"?>
<text>
<p>Ja, mijnheer. Zout ge misschien ons dorp kennen ?</p>
<p>Toch niet ; maar ik heb eenen vriend die van daar is. Misschien kent gij hem wel.</p>
<p>Zijn naam? mijnheer.</p>
<p>Alfred De Neef.</p>
<p>Alfred De Neef ! 'roepen Jan en Wantje te •zamen uit. Dat is onze broeder!... 't Is om hem op te zoeken, dat wij naar Parijs gekomen zijn.</p>
<p>Wonder toeval ! zegt Richard Noirqueur. Immers geachte lezer, gij hebt reeds lang vermoed, wie het blonde heertje was.</p>
<p>Alfred De Neef is uw broeder? Wel wij zijn te zamen studenten aan de Gentsche hoogeschool geweest. Gelijk gij zegt, hij is tegenwoordig in Parijs. Ik heb hem voor eenige dagen ontmoet. Wij dronken te zamen eenen absint bij Brunelle, op den « Boulevard des Italiens ».</p>
<p>Gij hebt hem gezien ! mijnheer ; hem gesproken ! zegt Wantje in vervoering. Gij kent dus wellicht ook zijn adres?</p>
<p>Toch niet, mejuffer. Doch, hij heeft beloofd mij binnen kort te komen bezoeken. In het voorkomend geval zal ik hem van uwe komst verwittigen.</p>
<p>Ach neen, mijnheer t zucht Wantje, doe zulks niet. Wij zullen oenige dagen in het « Hotel de Bruxelles .» verblijven. Indien gij zijn adres mocht vernemen, wees toch zoo goed, het ons mede te deelen. Wij zullen u behoorlijk voldoen, mijnheer. Doe het toch, ik smeek er u om !</p>
<p>Richard glimlacht andermaal om Wantjes eenvoud.</p>
<p>Alfred is misschien op ons verstoord, vervolgt het meisje. Moest hij onze aanwezigheid vernemen, hij zou ons wellicht ontvlieden !</p>
<p>Wantje smeekt zoo innig, met de tranen in de oogen, dat Richard zelf, zich eenigszins bewogen voelt.</p>
<p>Dat hij u ontwijken zal, behoeft ge, mijns inziens niet te vreezen, zegt Richard. Ik geloof niet, dat Alfred het voor het oogenblik zeer breed heeft, en ontbering</p>
</text>
|