Tausend Zungen
Thomas Schütte werd in de jaren 1980 beschouwd als een vertegenwoordiger van een nieuwe lichting Duitse beeldhouwers die afstand neemt van de minimal art en de conceptuele kunst. Samen met onder meer Reinhard Mucha, Hubert Kiecol, Ludger Gerdes en Harald Klingelhöller hanteert Schütte een postmoderne praktijk waarin verwijzingen naar de kunst- en architectuurgeschiedenis hand in hand gaan met een relativering van het modernistische ideaal. De tegenstellingen tussen conceptueel en fysiek, tussen abstract en figuratief verdwijnen in de late jaren 1970. Sculpturen nemen de vorm aan van urbane omgevingen, theatrale decors, modernistische architectuurmodellen of schijnbaar functionele meubelobjecten. Het driedimensionale werk van Schütte is bovendien erg nauw verbonden met zijn praktijk als tekenaar en aquarellist. Schüttes werken in de openlucht hebben vaak iets weg van monumenten, soms met een speels, dan weer met een dreigend karakter. Duizend Tongen bestaat uit enkele tientallen tongen van roze gekleurde keramiek met ijzerdraad opgehangen in de kruin van een boom aan de rand van Middelheim-Laag. Alle exemplaren zijn verschillend, maar de vormen doen sterk denken aan boombladeren. Daardoor zijn ze op het eerste gezicht moeilijk te detecteren. Ze integreren zich volkomen. Net als de bladeren van de boom worden de tongen door de wind in beweging gezet en lijken ze bij te dragen tot het fluisterende geluid dat de boomkruin produceert. Het resultaat van deze subtiele interventie getuigt van een bijna romantische poëtica. De kunst fungeert als bemiddelaar tussen cultuur en natuur.