Full text |
WAT DOEN DE GEMEENTEN VOOR DE
OPENBARE BOEKERIJ ?
Reeds vroeger heb ik in dit tijdschrift gewezen op de groote rol die de
gemeenten van ons land te vervullen hebben in de ontwikkeling van het open-
baar bibliotheekwezen. (1). ;'Y ...;YYY'YY
De wet van 1921 heeft stellig heel wat initiatief gewekt en het klinkt
troostrijk te vernemen dat haast elk gehucht nu een bibliotheek bezit. Aan al
deze bibliotheken kan noch mag getornd worden: zij moeten in de mate van
het mogelijke door de openbare besturen worden aangemoedigd en gesteund.
Maar hoe wij ook het werk van deze boekerijen mogen waardeeren, wij
kennen voor heden en toekomst hun geestelijke en stoffelijke beperkingen. Wat
de Wet niet voorzien heeft, — al waren de wetgevers vol igoeden wil en erg
ingenomen met ernstige buitenlandsche voorbeelden dat is het in het leven
roepen van de Openbare Leeszaal en Bibliotheek zooals zij elders
wordt opgevat. Zij vindt geen passenden steun en groeit niet op uit de me-
nigte erkende, openbare boekerijen. Er zijn enkele gelukkige uitzonderingen
maar een paar zwaluwen maken nog geen Zomer. ^
De bibliotheken door vrij initiatief in het leven geroepen beschikken meesta
over geen andere inkomsten dan de openbare toelagen en het leesgeld. In de
komende jaren zullen hun inkomsten nauwelijks voldoende zijn om het wet-
telijk vereischte boekenbezit op het verworven peil te houden.
Om aantrekkelijk te blijven en nuttig werk te verrichten meet de open-
bare boekerij over veel ruimer middelen kunnen beschikken (2). Een gemeente
van 15000 inwoners zou beslist een flink voorziene bibliotheek moeten bezit-
ten, een gemeentelijke bibliotheek, .welke zou moeten kunnen aanspraak ma-
ken op ruime toelagen van Staat en Provincie. In vergelding zou zij er dan
aan kunnen denken een ruime ruildienst in te richten met de kleinere, er en e
boekerijen van haar omgeving. . u-j. ii
Waarom een gemeentelijke boekerij? Niet enkel omdat deze buien a
vooringenomenheid zou kunnen voldoen aan den eisch van de werke ij ope
bare boekerij: voor allen toegankelijk zijn (dat is: leesstof bezitten V00J Y e
maatschappelijke of wijsgeerige overtuiging), maar ook om at eze i io
theken uiteraard een stabiel bestaan hebben vermits zij niet afhankelijk zijn
van tijdelijke groeperingen, tijdelijke hulp (en dus beperkte' vakkennis en
t0eWjohnngCotton Dana (wij spiegelen ons immers RBS9
voorbeelden) heeft ons voorgehouden, dat de openbare bibliotheken moeten
(1) Zie «De Bibliotheekgids», 1922, tb. 306 en vlg.: De gemeente- en de open-
bare boekerij. . , . ,
(2) Zie Morks Magazijn, Mei 1929, interview van Dr Greve door H. G. Cannegiete |