Full text |
<?xml version="1.0" encoding="UTF-8"?>
<text>
<p>boekje te voorschijn halende) hier is hij ; hij behelst het bewijs dat MargarAha ongelukkig gestorven en Blondina hare en mijne doehtea is !</p>
<p>LIESBETH (Ontra'.?rd). Hemel ! zou het waar zijn!...</p>
<p>JONKER. Ik wil ti den brief voorlezen, dan zult gij aan mijne gezegden niet meer twijfelen : (Lezend.) Beminde moeder. (Sprekend terwijl hij zijne tranen zoekt te bedwingen.) het is de laatste brief van Margaretha (Lezend.) Gij hebt mij uit uw huisgezin gebannen, hetwelk ik met schande overladen heb; die strengheid verdiende ik. In stede van, als oudste der familie, een voorbeeld van eenvoud en reinheid te zijn, heb ik mij door valschen zwier en schijngrootheid laten verleiden. Ik ben beschaamd om u uwe vergiffenis te komen afsmeeken, beschaamd om nog onder het oog van magen, vrienden en buren te verschijnen, en ik kan er tevens niet toe besluiten verre van mijne moederstad als eene nederige dienstmeid mijn brood te gaan zoeken. Het is heden den 8 Maart 1848; ik heb den gansehe n morgen met mijn arm wichtje in de omstreken van Dendermonde gedwaald, zonder ergens eene schuilplaats te durven vragen. Moede van dolen en gansch hopeloos, heb ik mijne arme kleine, die dit lot niet heeft verdiend, in eene landbouwers kar geleid, welke nevens eene herberg op den Gentschen steenweg stond. Mochten de lieden die haar ontdekken zullen, haar medodoogend opnemen. Wat mij betreft, mijn besluit is genomen; ik schenk vergiffenis aan hem, die de oorzaak van al mijn lijden is; heden avond zal ik een laatste gebed tot God sturen en (Smartelijk ) des anderendaags werd het lijk der arme Margaretha uit den Dender opgovischt. (Poos gedurende dewelke Lieslwth en de Jonker zich de tranen afwissehen.)</p>
</text>
|