Full text |
Met Privilegie a
Keyserlycke
Konincklycke
Dynsdagh den 26. Meert.
de doodt van wylen Carolus 11. Ao. 1708.
overseden , de partye van het Doorl: Huys van
Oostenryck gevolght heeft, en die naer het
treffen van den Vrede in seer uytnemende bo-
dieninge van het Keyserlyck Hof geweest is
de eere gehadt van de Handt van onsen Mo-
narck te kussen, met den welcken sijne Excell.
vervolgens seer langh in vriendelyck gespreeck
is geweest. Al-hoe-wel den hoogh-gheroem-
den Grave in besit van alle sijne goederen , en
in den Voor-rangh van sijnen Edeldom her-
stelt is, soo blyft het echter seer twyffelachtigh,
ofte sijne Excell. in de hoedanigheydt van
Grande van Spagnien aeh het Hof sal ver-
scheynen.
Sen Heer Keene , volmachtighden Afgesant
van sijne groot-Brittannische Majesteyt, den
welcken in dagelycksche onderhandelinge is
met den Heer van Caravajal, eersten Minister
van onsen Souvereyn , heeft hier, t’sedert
weynige dagen, een van de alder prachtighste
Paleysen voor den tydt van dry Jaeren doen in-
hueren f soo dat men gelooft, dat dien Engel-
schen Ambassadeur aen dit Hof, als gewoone-
lycken Afgesant van den aenstonts-genoemden
Monarck sal blyven resideeren. Men verse-
kert , dat sijne voorseyde Excell: aen onsen
gemelden eersten Ministers eenen Lyst van de
Schepen behandight heeft , de welcke door
onse Kustbewaerders op de Spaensche gren-
zen van America onwettelyck( soo men an
MADRID, den 24. February.
Esen morgent heeft
e an
sijne Cathol: Maje¬
steyt in de Hofkerc-
aa
ke van de Eerw:
Heeren Hieronymi-
ten door Monseig-
neur Henricus Hen-
riquez , Pausselyc-
2
ken Nuntius, met
e, a
de ghewoonelycke
plechtigheden de gewyde Asschen ontsangen;
dogh de Koninginne, de welcke aen de Val-
lingen op haere Oogen seer queelende blyft,
én is in die Kerckelycke Ceremonie niet, dan
in haere geheyme Capelle, tegenwoordigh ge-
weest.
De tydinge, als ofter 15. 16 van onse
ryck-gelaede Coopvaerdy-Schepen op de hoog¬
te van Gibraltar in het midden van de voorlede
maendt door het geweldt van een grouwsaem
Tempeest in de holle Zee met man en muys
neder-gefoncken waeren , wordt , tot alge-
meyne vreught van onse Cooplieden, niet al-
feenelyck door de brieven van Cadix, maer
oock door die van Gibraltar, en alle de Sm-
liggende Havens teenemael tegen-gesproken.
|