| Full text |
Heel veel zullen wij er niet van vernemen. Zooals men
weet is geheel het archief onzer lakenhalle in 1576 (4 No-
vember) verbrand.
Toch bezitten we nog enkele belangrijke gegevens.
Zoo hebben we nog de eerste bladen bewaard van het ver-
dwenen of vernielde vonnisboek :
« Dits der gulden register van haren vonnessen ende van
anderen notabelen stucken dewelke begonnen wart int
jair ons Heren 1410 te Kersavond. »
Bemerk dat in 1410 de stad in oneenigheid ligt met den
hertog, en zich veel vrijer voelt dan ooit te voren. Het nieuw
register der lakenhalle is niet het eenige nieuwe boek dat
alsdan door de stad werd begonnen.
« Guldekenen » waren toen Jacob van Hoboken en Claus
van der Elst. De oudermans waren Jan Couteel, Rabode, Wit-
voet. Wouter van Scoenhoven, Bacheleer, Jan van Wezele,
Jan van Elselair en Claus Wilthus; de « warderers» : Peter
van Hoboken en Henric van den Bloke.
Het eerste geschil dat voorkomt «in der gulden rechte» is
van Januari 1411 van den koopman Aelbrecht van Uden te-
gen Jan van der Heyden van Gent (1).
Dat men er zich in deze jaren op toegelegd heeft Ant-
werpen als lakennijverheidsstad te doen opbloeien is zeker.
Het moge naijver geweest zijn tegenover de Vlaamsche ste-
den : zeker is het dat de nieuwe verhoudingen van politie-
ken aard waarin Antwerpen was komen te staan sedert 1406,
ook nieuwe economische berekeningen en verwachtingen had-
den medegebracht waaronder ongetwijfeld ook de betrach-
ting een lakenstad te worden, meer dan ooit te voren.
Ook hebben de heer en de stad in 1414 een ordonnantie
gegeven «om de nering van de draperie binnen de stad te
meerderen en voortgang te hebben» (2).
(1) Privilegiekamer, dossier Lakengilde 4018, ad ann.
(2) Aldus de hoofding in het Oud Register met den Berderen, fol. 10
(Antw. Arch. XXVII, p. 6).
? |
