Full text |
<?xml version="1.0" encoding="UTF-8"?>
<text>
<p>Aldus oordeelde de boer, van zijn standpunt uitgaande, en verheugde zich.</p>
<p>Ook van haar standpunt gezien, had het meisje niet veel te onderzoeken Zoo weinig zelfs, dat er haast een wonder noodig was, om haar het minste onderzoek mogelijk te maken. De richting, die hare gedachten sedert lang hadden aangenomen, lieten haar niet meer toe te kiezen. Men onderzoekt, men beproeft zich niet met een idée fixe; dat leidt noodlottig, dat is eene roeping en ziekelijkheid.</p>
<p>Onderzoek, overweeg, beproef u, of het uwe roeping is, had men haar gezegd in het klooster, en hetzelfde had de onderpastoor herhaald. Of het uwe roeping is, en altijd had men maar éene roeping bedoeld, maar éenen staat opgehemeld: de verhevenheid, de heiligheid van den zuiver maagdelijken en geestelijken staat: ... En dat juist in die jaren, dat het jonge meisje de kindsheid gaat ontgroeien om jonge vrouw te worden, en schuchter droomt van hare bestemming; dat zij nieuwsgierig en angstig zich afvraagt, welke hare rol is in de schepping; gissingen maakt omtrent die rol, te voren nooit vermoed, en zoo geheel en al verschillend met de zalige eenvoud, waarin zij tot nu toe geleefd heeft, dat zij het zondig acht daaraan te denken; in die jaren, dat in het, teedere hart, tegen wil en dank, de eerste vonk der liefde ontwaakt, in het begin zoo gansch onbepaald, doch langzamerhand zich richtende en al meer en meetbehoefte gevoelende zich aan iets te hechten .... in die zelfde jaren komt men aan het onnoozele, zichzelve onbewuste meisje voorstellen, al dien strijd tusschen de geheimzinnige zucht en de even geheimzinnige vrees voor het onbekende weg te nemen, en eenen staat te kiezen, waarin men eeuwig blijft, wat men is, en waarin</p>
<p>DE BOER DER SCHRANSE.</p>
</text>
|