Full text |
terwijl de dichtbundels «Het Drievuldig Beeld» (1907), « Godvruch-
tige Maen-rij men » (1911) en « De Zilveren Flambouw » (1919) ons
de daad bij het woord brachten. De leuze luidde: «Een Roomsch-
godsdienstig « réveil » dat de schoonheidsverrukking onmiddellijk uit
God opvordert ». — En « Als kostbaar norm-amulet. Jezus-zelf ! »
Immers^ « Het ethisch kunstdoel leeren wij uit God-zelf. Was
Jezus zelf dan ook niet: de Dichter? »
Want: « Er is geen onmiddellijker schoonheid dan de Evange-
lieën : eeuwig, klassiek, letterkundig Kristendom ! » En «God is voor
ons, Katholieken, eene realiteit... ».
In de lichtbaak van dit nieuw inzicht heeft V. d. O zijn weg
gezocht en gevonden. Vele zijn de tijdschriften waarin hij zijn stand-
punt theoretisch en tevens met de daad (verzen en proza) heeft uiteen-
gezet en verdedigd, zoo propagandisch zelfs dat iemand hem den
« overal-aanwezenden » heeft meenen te moeten noemen.
Er is van V. d. O. veel goeds, maar nog meer kwaads gezegd en
geschreven geworden. Doch dit wordt dan toch algemeen aangenomen,
dat hij ruimschoots zijn aandeel mag op vorderen in den opbloei eener
jonge Roornsch-Katholieke kunst, die zich merkbaar in Vlaanderen en
Holland aanméldt.
« De katholieke artiesten moeten heden een soort leger des heils
vormen, dat de hoeken der -avenues en straten voor Knstus waarheid
zonder omweg in bezit neemt. » De bundels « Het Open Luik (1922)
en (( Schaduw der Vleugelen » (1923) zijn dan ook meer direkt uit
geloofsnood gegroeid en met dezelfde leuze in de vooropgedragen
banier. _
((Na de dematerialisatie der kunstmiddelen begeert hij (de
Roomsche artiest) het volle uitzicht op de kern des Heeren, voor zoo-
ver dit op dezen aardbol mogehjk is. God moet weer het prisma wor-
den, waardoorheen het licht van het modern leven breekt. »
Het modern leven? Ja ook de vroegere romantieker maakte tabula
rasa en schaarde zich geestdriftig in de rangen der jongeren, die na de
verwarring der oorlogsmizerie, ook in Vlaanderen, de literatuur op
nieuwe wegen trachtten te voeren. Groot was zelfs een oogenblik de
verbazing toen in het tijdschrift « Ruimte » de eerste expressionmsti-
sche gedichten van hem verschenen.
Van heel het oeuvre van V. d. O. zijn beide laatstgenoemde bun-
dels mij het liefst. Zonder te vervallen in buitensporigheden, die met
elke nieuwe beweging begaan worden, brengen zij ons inderdaad een
nieuwe lente en een nieuw geluid. En, wat meer is, een persoonlijk
geluid met eene zelfstandige en gezonde eigenaardigheid. Gedichten
als «De Zee», «Almanach Volmaan», «Voorwinter», « Aprilsche
Schelde » in «Schaduw der Vleugelen»; «De Avond», «Jezus, de
Zonde, de Nacht », «De Nachttrein », « Diana-Beeld in het Bosch »,
« De Spiegel » in « Het Open Luik » behooren tot het beste dat na den
174 |