Full text |
DICHTER KAREL VAN DEN OEVER.
19 November 1879 —— 6 October 1926.
Het is zoowat een 25 jaar geleden dat de eerste verzenbundel van
Karei van den Oever het licht zag. Laten wij even luisteren hoe hij in
zijn boek « Geestelijke Peilingen » zelf over zijn Wanderjahren vertelt:
(( Mijn eerste verzen en Baekelmans ’ « Uit Grauwe Nevels » ver-
schenen gelijktijdig op de pers van drukker Gilliams. Het was, na het
overlijden van «Onze Vlagge », de veel minder sociologische « sturm »-
tijd van «Het. Weekschrift voor Vlaanderen» en <( Alvoorder ». Van
Nu en Straks had met groote nadrukkelijkheid gesproken en in « De
Nieuwe Gids » vergeurde reeds de nabloei van Willem Kloos’ « Ado-
ratie )) sonnetten. »
En verder: « Het achterhuis van den boekhandel Van Melle, op
de St. Jacobsmarkt, was Zaterdag’s avonds het gemeenschappelijk
redactie-kantoor, waar we tevens eigen en vreemd werk voorlazen; ik
geloof dat de meeste verzen van «Van stille Dingen» (1904) daar
« voorgemurmeld » werden, en Baekelmans er fragmentarisch zijn
« Waard » voordroeg; de tabakspotten op de lange, groene tafel waren
overvloedig vol van het geurig kruid, dat we smoorden uit zware stee-
nen pijpen; ook de steenen kroezen schuimden «jugendglücklich » van
het waterkoel gerstenbier ; als er geen druppel meer voorradig was,
begon de terugtocht der « jongeren » — bevangen van hoogen levens-
moed— langs de Spaansche trapgevels der Antwerpsche straten onder
de volle maan, die met haar groen-gekneusd gezicht tusschen de bogen
van Sint-Andriestoren glimlachte. O, de middeneeuwsche coulissen
van een oud, zeer oud Antwerpen... ».
Ik heb er aan gehouden dit uittreksel zoo breedvoerig aan te halen,
omdat het op merkwaardige en juiste wijze heel het jeugdwerk van
V. d. O. verklaart en, wat meer is, doet begrijpen. Zoo behooreri alvast
tot deze periode'de drie bundels « In Schemergloed der Morgenverte »
(1901), « Van Stille Dingen » ( 1904) én « Kempisehe Vertelsels »
(1905), terwijl van zijn onverzwakte liefde voor het bekoorlijkë en
tevens mystieke Oud-Antwerpen getuigen ook de nog later verschenen
boeken als « De Geuzenstad » (1911), « Lof van Ahtwerpen » (1912)
en « Oud-Antwerpschè Vertellingen » (1920).
Sindsdien hebben wij V. d. O. aan het werk gezien óp velerlei
gebied en hem teruggevonden als stichter Van het tijdschrift « Vlaarri-
sche Arbeid », in samenwerking met Constant Eeckels en Jozef Muls.
Zij stelden zich ten doel de jongere Vlaamsche Katholieken te verza-
melen en lieten den wekroep schallen voor eeile zuivere godsdienstige
literatuurbewéging, op grondslag van èen breed christelijk ideaal. De
menigvuldige opstellen uit dit tijdschrift omvatten twee lijvige boek-
doelen : « Kritische Opstellen » (1913), cc Het roode Paard » (1922 §, |