Full text |
Eenieder moet tegen deze ten strijde trekkeü.
Het jaarverslag van 1883 « herdenkt het twintigjarig bestaan, betreurt
dat « de bescherming der begunstigers verzwakt » en herhaalt den lof van de
Volksbbiliotheek (2):
« Geene hoegenaamde andere stichting zou den werkman zoo goed aan
den verderflijken invloed der kroegen kunnen onttrekken, hem het familieleven
veraangenamen; hem de studie en overweging doen verkiezen boven alle
slemperijen ; hem aan de spaarzaamheid gewennen, en hem de nuttige ken-
nissen doen betrachten die tot verbetering van zijnen stiel kunnen bijdragen.
Hem boven den akeligen poel van ellende, ziekte en misdaad verheffen, en
hem naar al wat schoon, goed, grootsch en verheven is doen haken, is dat
geen heilig doel dat ten hoogste uwe gunst en ondersteuning verdient ? »
Een eère-commissie was bijzonder gelast met het onderzoek der boeken
en bestond uit: F. Grisar, E. Vaes, C.F. Lambrechts, P. Genard, J. van Beers.
J. de Bom, E. Grandgaignage, H. Hertoghe, J. P. Thielens en C. J. Hansen.
Het Bestuur bestond uit C. L Van Donghen, L. Hens, C. Alen, J. Wuyts en
hulpbibliothecaris was C. Knaeps.
Het lezend publiek dat « De Toekomst» bezocht bestond uit 4218 man-
nen en 394 vrouwen waarvan 647 studenten en scholieren, de rest arbei-
ders. (3). Het fonds bestond uit 5032 deelen, 3361 Nederl. en 1671 Fransche
werken. De uitleeningen beliepen 18287 din, waarvan 592 Fransche werken.
Van 1863 tot 1883 werden er 256.871 dln uitgeleend. Aan bijdragen
werd in dezelfde periode fr. 28.526,— ontvangen. Het jaarverslag 1875-76
geeft als adres Wapperstraat 1, waar de bibliotheek' gevestigd bleef tot het
einde.
Het verflauwen van de belangstelling der begunstigers nam in den loop der
jaren toe. Een der laatste hulpbibliothecarissen, dichter-schilder Edmond van
Offel, schreef mij naar aanleiding van mijn verzoek om te vernemen wanneer
« De Toekomst » ontbonden werd :
« Veel kan ik u niet over die bibliotheek van « De Toekomst » vertellen.
Ik heb daar inderdaad zoowat voor hulpbibliothecaris gespeeld. Ik was
toen bevriend met Marten Rudelsheim. Hij was nog student, ik « op de Kad'-
demie ». Hij vroeg mij om hem, af en toe, af te lossen bij t waarnemen van
zijn dienst op die bibliotheek.
’t Lokaal ervan was in een benedenhuis van de ^Vapperstraat.
Daar zetelden wij dan, tezamen of beurtelings, ’s Zondags, s morgens,
en nog-eens, ’s avonds, in de week.
Onze klanten waren menschjes van de « Rui » vooral en omliggende
straatjes, of van den Kauwenberg en daaromtrent.
’t Heele boeltje geraakte meer en meer in verval. De meest gevraagde
boekjes waren in een deerlijken staat van ontbinding ! En van vernieuwen
was geen spraak.
De Fransche romans, enkele wetenschappelijke of zuiver letterkundige
werken bleven onaangeroerd op hun planken ’t stof opvangen.
Ik heb eigenlijk nooit geweten wie de bestuurders of eigenaars van het
geheel waren. Ik heb er nooit iemand van aangetroffen.
Marten moet die Heeren natuurlijk gekend hebben.
(?) Bundel Jaarverslagen 1863-1884 (1865 ontbreekt). Stadsbibliotheek B 67528.
(3) De lezersindex werd sinds de stichting doorloopend bijgehouden. |