Full text |
Het getal lezers groeide ook jaarlijks aan; gedurende het eerste jaar
(1 November 1863 tot 31 Augusti 1864), werd de Bibliotheek bezocht door
581 lezers, en tijdens het tweede jaar is dit getal dusdanig vermeerderd dat
het thans tot 878 beloopt.
Deze opgaven toonen klaarblijkend dat in onze stad een Volksbbiiiotheek
onmisbaar was, en dat het volk met gretigheid de gelegenheid waarneemt om
zich boeken te bezorgen, welke tot heden buiten zijn bereik zijn gebleven.
De maatschappij « De Toekomst », alle het belang begrijpende welke eene
dusdanige instelling voor de verstandelijke en zedelijke ontwikkeling van het
volk oplevert, heeft ze op dusdanige wijze weten in te richten dat zij als eene
echte volksinstelling mag aanschouwd worden.
Geene werken worden in omloop gegeven dan diegene welke zedige
en nuttige lezing aanbieden, alsook degene vrij van alle politieke of dog-
matische strekkingen, ten dien einde worden ze allen door eene bijzondere
kommissie onderzocht, samengesteld uit de achtbaarste persoonen der stad,
en tot dewelke rechtshalve de heer stadsbibliothekaris behoort. (Art. 3, 4, en
9 van het reglement).
De Bibliotheek is ook voor allen genaakbaar, en eenieder kan volgens
art. 13 van het reglement KOSTELOOS de werken verkrijgen op vertoon
van een toegangsbewijs van :
1° Een stichtend, aanmoedigend of beschermend lid ;
2° Een lid der kommissie of der maatschappij ;
3'° Een sénateur of volksvertegenwoordiger ;
4° Een provintie- of gemeente raadsheer ;
5° Een lid van den Goedemannenraad ;
6° Een kommissaris van politie.
Om de instelling een duurzaam bestaan te verzekeren heeft het Bestuur
besloten dat bij ontbinding der maatschappij « De Toekomst » de bibliotheek
rechtstreeks de eigendom der stad zal worden. (Art. 25 van het reglement.)
Eene instelling op dusdanige wijze ingericht is dus voor onze werkende
klasse van het grootste nut.
Het gedacht der volksbibliotheken is niet nieuw, reeds over eene eeuw
bestonden er in ons land, wij mogen het met hoogmoed tot eer onzer voor-
ouders zeggen ! doch later door de omstandigheden zijn deze van hunne echte
volksbestemming onttrokken geworden.
Thans door het herinrichten dezer instellingen geeft men het volk immers
de middelen om de weldaden van het onderwijs te genieten ; wat baat het de
volksklassen te kunnen lezen, wanneer ze de scholen hebben verlaten, geene
boeken meer onder hun bereik hebben om tot hunne geestesontwikkeling te
komen en zich geene werken kunnen aanschaffen welke hen nauwer met de
geheimen van het vak waaraan zij zich hebben toegewijd moeten bekend
maken.
De volksbibliotheken mogen dus als een onmisbaar aanhangsel van het
volksonderwijs aanzien worden.
Dat dus allen, om de ledige uren, na den zwaren arbeid overblijvende
oor te brengen zich nuttige boeken uit de Volksbibliotheek trachten te ver-
sc a en, de middelen zijn gemakkelijk en men zal weldra den lust voelen ont-
s aan zijnen geest met nuttige kennissen te verrijken. Eene lezing verwekt
duizende nieuwsgierigheden welke men slechts door nieuwe lezing bevredigt.
Men kan het niet genoeg herhalen : de bron van alle ondeugden en
Kwalen is de onwetendheid !
50 |