Full text |
OFFICIEELE MEDEDEELINGEN
NIEUWE REGELING VOOR DEN STEUN
AAN DE OPENBARE BIBLIOTHEKEN
DOOR DE PROVINCIE ANTWERPEN.
De Bestendige Deputatie heeft op voorstel
van de Commissie voor Openbare Bibliotheken
en Vlaamsche Letterkunde vanaf het begröo-
tingsjaar 1941 volgende regeling getroffen ten
opzichte der erkende Openbare Boekerijen :
1 ° Vergoeding aan bibliothecarissen. — De
vergoeding der bibliothecarissen van de ER-
KENDE openbare bibliotheken blijft vastgesteld
op 300, 450 én 600 fr.- naar gelang de
bevolking, nl. tot 3000 inwoners, van 3000
tot 20.000, en meer dan 20.000 inwoners.
2” Vaste toelage. — De erkende openbare
bibliotheken ontvangen jaarlijks EEN VASTE
TOELAGE naar gelang de bevolking van de
gemeente waar zij gevestigd zijn, nl. 300, 450
en 600 fr. voor gemeenten tot 1 000 inwoners,
van 1000 tot 10.000 inwoners, en van méér
dan 10.000 inwoners. Dit bedrag dient in zijn
geheel besteed te worden aan het koopen van
boeken ; een ruim deel hiervan dient werken
van Zuid-Nederlandsche schrijvers te Zijn.
3° Bijpremiën. — Aan dezelfde bibliotheken
zal, na uitbetaling van bovenvermelde vaste
toelage en vergoeding, het saldo van het,
krediet in de provinciale begrooting voor de
Openbare Boekerijen ingeschreven, verdeeld
worden als volgt :
a) — Tusschenkomst van hoogstens 1/4
met maximrom van 10.000 fr. ’s jaars in alle
normale uitgaven door bewijsstukken gestaafd,
nl. voor bestuurskosten, aankoop van registers
en fiches, drukken van cataloog en bijlagen,
aankoop van boeken, inbinden en onderhoud
van boeken, verlichting, verwarming, reiniging,
verzekering, bemeubeling, onderhoud van hef
lokaal, enz.
b) — Eveneens eene vergoeding van hoog-
stens 1 0 'fr. per zitting aan leeszalen, met een,
maximum van 2.000 fr., welke som niet mag
aangewend worden als vergoeding aan het
personeel van bibliotheek of leeszaal.
Ten einde op deze bijpremiën aanspraak te
kunnen maken, zal de bibliothecaris VOOR 1
OCTOBER van elk jaar de voldane rekeningen
IN DUBBEL inzenden, betrekking hebbende
op de uitgaven van I Juli van het voorgaande
jaar tot 30 Juni van het loopende jaar. (Dus
vóór 1-10-1941 de rekeningen van 1-7-1940
tot 30-6-1941).
. De rekeningen zullen onderzocht worden ten
einde het bedrag vast te stellen dat in aanmer-
king komt (maximum 40.000 fr. uitgaven).
Het spreekt vanzelf dat de Provincieoverheid
gerechtigd is de titels van onbeduidende, min-
derwaardige en onpaedagogische werken uit de
rekeningen van boekenagnkoop te laten weg-
vallen.
Deze rekeningen zullen vergezeld gaan van
een verzamelingsborderel als volgt ingedeeld :
Uitgaven voor de periode van 1 Juli tot 30
Juni-, .
1° Bestuursonkosten (registers, zegel, druk-
werk, steekkaarten, enz.) Fr........
2° Verlichting, verwarming, reiniging van
lokalen'/ 'V / ■-/.' / . I
3° Bemeubeling en onderhoud van lokalen....
4'° Veifisll81||§l|p^|^
5° Aankoop van boeken en tijdschriften ........
6'° Bind- en herstellingskosten van boeken ....
7'° Drukken van catalogus, lijst der aanwins-
ten; v.-r^’ ' ...?•*.
8° Fr. 10,— per zitting aan leeszalen, te
staven door verklaring aangaande het aantal
zittingen1 (maximum 2000 fr.) ......
Totaal : Fr...........
Formulieren zullen hiertoe verstrekt worden,
samen met het Statistisch Jaarverslag op I Juli
a.s. ' . ,
De boekerijen wier rekeningen, vergezeld
Van bovenstaand verzamelingsborderel, niet
vóór 1 October ingezonden worden, zullen niet
meer in aanmerking genomen worden voor de
verdeeling der bijpremiën.
NIEUWE REGELING VAN DE INSPECTIE
DER OPENBARE BIBLIOTHEKEN
In het Staatsblad van 4 Mei verscheen het
besluit van 19 April 1941 van de Secretaris-
Generaal van het Ministerie van Openbaar On-
derwijs, betreffende deze nieuwe regeling.
Daar de Dienst voor den vrijen tijd van den
arbeider werd opgeheven en zijn werkzaamhe-
den ovérgebracht naar het bestuur der schoone
kunsten, der letteren en der volksopleiding, zal
voortaan de inspectie der openbare bibliotheken
en der werken voor volksopleiding, met uitzon-
dering van de volkshoogescholen, de instellingen
van hoogeschoöluitbreiding en de kringen die
cursussen en lezingen inrichten, uitgeoefend wor-
den door twee hoofdinspecteurs, één voor het
Vlaamsche land en één voor het. Waalsehe
land, ieder bijgestaan door drie inspecteurs.
De inspecteurs bezoeken op geregelde tijd-
stippen de openbare bibliotheken en de werken
voor volksopleiding, met uitzondering van de
vermelde werken van na-schoolsch onderwijs,
van hun gebied.
Zij waken over de toepassing der wet en der
reglementen, oefenen toezicht uit op het gebruik
van de regeeringstoelagen, verstrekken aan de
leiders der bibliotheken en der werken de noo-
dige onderrichtingen en raadgevingen met het
oog op den goeden gang dezer instellingen, vor-
deren van hén alle nuttige inlichtingen.
Benevens hun eigenlijke inspectie-opdracht
zijn de inspecteurs gehouden alles in het werk
45 |