Full text |
Financieel ging het de Vereniging blijkbaar voor de wind : in 1962 achtte het bestuur het zelfs
niet nodig de lidmaatschapsbijdrage te verhogen, zoals door de Universitaire stichting was
gevraagd (135). De beslissing van deze instelling om vanaf 1964 geen subsidie meer te verlenen
aan de VVBAM voor de uitgave van Bg. j—- in haar ogen was het tijdschrift "niet weten-
schappelijk genoeg” oefende tot 1965 geen merkbare invloed uit op de ontwikkeling van
het blad (136).
Naar aanleiding van de aanzienlijke toename van het aantal abonnementen voor rekening van
het Ministerie van nationale opvoeding en cultuur, ging men in 1960 over tot een verhoging
van de oplage tot 900 exemplaren. Bleef het aantal buitenlandse abonnees ongeveer gelijk,
dan nam tussen 1963 en 1965 het aantal binnenlandse abonnementen aanzienlijk toe ten
gevolge van de verhoging van het ledental.
De verandering van drukker S- vanaf 1960 werd het blad gedrukt door de firma Vonksteen te
Langemark — bracht t.o.v. de vorige jgn. geen typografische wijzigingen mee. Het gebruikte
papier was echter van betere kwaliteit.
Op jg. 36 (1960) na, telde een jg. nooit meer dan 144 p. en evenaarde aldus de gemiddelde
omvang van voorheen. Vanaf 1961 werd echter hoe langer hoe meer geklaagd over het
onregelmatig en laattijdig verschijnen van Bg. (137 138 139). Om die achterstand, die vooral te wijten
was aan kopijgebrek, in te lopen, zag de redactiesecretaris zich herhaaldelijk verplicht een
dubbelnummer uit te geven f38).
Het was wellicht symptomatisch dat begin 1965 opnieuw werd gestart met de uitgave van
Mededelingen, een blaadje dat moest dienen om de leden op de hoogte te houden van
bibliotheekactualiteiten (13S).
B. Kwantitatieve inhoudsanalyse
Van jg. 36 tot 41 (1960-1965) schommelde het aandeel van de niet-redactionele oppervlakte in
de totale tekstoppervlakte tussen 96 en 99% ; t.o.v. de vorige ontwikkelingsfasen was het
verloop ervan onregelmatiger.
Van de redactionele oppervlakte namen de "artikelen”, met een gemiddelde van bijna 76%,
voortaan het leeuwedeel voor zich. Binnen het structuurelement "rubrieken” nam de omvang
van de Kroniek, op jg. 39 (1963) na, voortdurend toe terwijl het aandeel van Vakliteratuur in
tegengestelde zin evolueerde.
Van jg. 36 tot 38 (1960-1962) was een relatief groot gedeelte §926% t.o.v. een globaal
gemiddelde van 13% ^ van de totale cm-tekstoppervlakte, gewijd aan onderwerpen die niet
direct verband hielden met bibliotheek- en documentatiewezen. Hiertoe droegen in jgn. 36 en
37 (1960-1961) vnl. klasse 15 (museumwezen) en in jg. 38 vooral klassen 17 (bibliografie) en
21 (varia) bij. Tot jg. 40 (1964) overtrof het gemiddeld aandeel van de kcm-eenheden in ruime
mate het globaal gemiddelde van 17%. De inbreng van klasse 15 (museumwezen) was van jg.
36 tot 38 (1960-1962) massaal ; vermeldenswaard zijn ook de verspreide bijdragen van vooral
klasse 17 (bibliografie), 19 (lectuur en -onderzoek) en 21 (varia).
(135) SOB. (Brief van J. Masure, secretaris-generaa/ van de Universitaire stichting, aan de "directeur" van Bg.). 17/4/1962,
1 p. ; V(AN) C(ANT), W. Congres en jaarvergadering op 11 november 1962 te Hasse/t. In: Bg., 39 (1963), p. 21.
(136) AMVC, V3784D. Verslag van de bestuursvergadering van 29 maart 1965, p. 1.
(137) Volgens de jaarlijkse afrekeningen van De Sikkel waren eind 1961 van jg. 37 3 afin., eind 1963 (jg. 39) 2 afin., eind
1964 (jg. 40) 4 afin. en eind 1965 (jg. 41) 3 afin. verschenen.
(138) Jgn. 36, 39 en 40 bevatten telkens één dubbele afl. ; jg. 41 telde twee dubbelnummers.
(139) Mededelingen 1965/2, april 1965, p. 1.
192
/ Bibliotheekgids — Jg. 52 — Nr. 3 — 1976 |