Full text |
van de zee lokt, iemand vol hoop én verwach-
ting die zijn ontgoochelingen steeds te boven
komt en zoo naar het «onverwacht ge-
luk» gedreven wordt. Wat in het werk treft
is een zin voor eenvoud die het allerbeste
voorspelt voor later en rijper werk.
Maar jong werk kan reeds een bijzondere
bekoring bezitten en de kostelijke gaven van
een auteur die vertellen kan, sober en
rustig, kreeg Rosseels als genade mee. Een
naam die we zullen onthouden.
Scharten-Antink, C en M.: Gij en ik. 235
blz. Amsterdam, W’ereldbibliotheek, 1941.
Een atlantische steamer vertrok uit New-
York naar Rotterdam met een bonte verzame-
ling passagiers. De jeugd is vertegenwoordigd
door twee Amerikaansche meisjes op plezier-
reis, een meisje-studente en een schilder op
studiereis, een jong Hollandsch dokter op thuis-
reis ; de deftigheid door twee Consuls en hun
dames, het geheimzinnige door een gewezen
Russische Gravin en een Poolsche leeuwentem-
ster, het burgerlijke door een Hollandsche fa-
milie, die na gemaakt fortuin, repatrieeren. Het
leven aan boord is prettig, tot het gezelschap
opgeschrikt wordt door de geruchten over de
oorlogsdreiging in Europa. Hoe nader het schip
komt, hoe donkerder de vooruitzichten worden.
De stemming slaat om, er blijft nog maar een
onderwerp voor de gesprekken. Zoo vernemen
wij de «publieke opinie» aan boord en daarbij
het oordeel van Koen van Wessum die met de
bezadigdheid van een 80jarige, onpartijdig de
gebeurtenissen beschouwt.
Tréfois, Clemens, V.: De bouw der boerenhoe-
ven in de Zuidelijke Nederlanden - 50 afb.
72 blz. Antwerpen, De Sikkel, 1941.
fr. 35,—
Deze bijdrage tot de studie der ontwikke-
lingsgeschiedenis van de plattelandsche architec-
tuur verscheen als nr. III van de « Maerlant-
bibliotheek ».
De schrijver heeft van zijn onderwerp een
diepgaande studie gemaakt. Hij is tot de con-
clusie gekomen dat omtrent de wordingsgeschie-
denis van de Vlaamsche boerderijtypen, de
wonderlijkste vergissingen werden aan den man
gebracht. Hij oordeelt dat de contrasteerende
grondvormen der tegenwoordige boerderijtypen
niet te beschouwen zijn als het gevolg van de
oorspronkelijke eigenaardigheden in volkstypen
en volksgewoonten der Germaansche stam-ele-
menten, zooals verondersteld werd.
Volkskundigen en historici hebben hun aan-
dacht niet voldoende gevestigd op de bouwsa-
menstelling van ieder als zelfstandig beschouwd
type van behuizing, noch op de geografische
verbreiding van de opvallende plattegrond-ver-
scheidenheid en de daarmee in verband staande
silhouetbewerking. De schrijver echter heeft de
boerderijen allereerst met de oógén Van een
bouwkundige bezien. De boerderij is een, met
aan de streek eigen bouwstoffen samengesteld
nuttigheidsgebouw, opgericht naar den aard ha-
rer bestemming, gegrondvest op de eeuwenlan-
ge ervaring van vele geslachten en onder den
invloed van allerlei factoren geleidelijk bij den
vooruitgang van landbouw en veeteelt aange-
past. En het zijn vooral de geographdsche en
sociaal-economische toestanden die hun invloed
op den plattelandschen bouwtrant in Vlaan-
deren hebben doen gelden.
Als bewijs van zijn beweringen beschrijft hij
dan, met talrijke technische bijzonderheden, de
verschillende voorkomende typen van boerde-
rijen en hun verspreiding. Mooie foto’s illustree-
ren zijn betoog.
Hij besluit met een oproep tot het « jonge »
geslacht tot het bestrijden van de chaotische
« bouwerij « op het platte land ; meer eerbied
te betoonen voor de doelmatige schoonheid der
constructieve onderdeden; een verzorgde stijl-
volle eigen-Vlaamsche bouwwijze op het plat-
teland te doen triomfeeren.
Waggerl, Kar! Henirich : Brood, vert, uit het
Duitsch Alb. Helman. 273 blz. Amsterdam,
«Kosmos», 1941. ing. fl. 3,15; geb. fl. 3,90
« Brood » is de roman van een eenzaam man
die een verwilderd, afgelegen stuk bergland
weet te herscheppen in een welvarende boe-
renhofstede, ten koste van bovenmenschelijke
inspanningen en ontberingen. Het leven brengt
hem weinig vreugden, enkel de voldoening let-
terlijk met eigen handen een eigen wereld te
hebben geschapen. « Uit de diepte klom hij
naar boven... De Heer liet hem de weg zoe-
ken, maar het beloofde land ontzegde hij hem,
de laatste vrede ! Toen de velden droegen,
toen alles goed was, toen nam hij hem weg
en beproefde hem opnieuw. Maar hij is niet
ontevreden, hij is thuis. Hier kan hij liggen, in
de een of andere kamer op Eben. Altijd zal hij
een stuk van dé helling zien, de beek horen
ruisen, het bos. Altijd, tot hij zich voor' de
laatste maal uitstrekt en de ogen dichtdoët. »
De roman van deze zwoeger die weet te be-
rusten, zonder te versagen, schenkt ons moed
en wilskracht. Het is een prachtig, warm aan
te bevelen boek.
Walschap, Gérard : Volk. 142 blz. Antwer-
pen, De Nederlandsche Boekhandel, 1941.
fr. 12.81
Als nr. 12 van « De Seizoenen »-reeks ver-
scheen de tweede druk van dezen bundel,
waarin: «Leven van den Grafmaker», «Teugels’
Gust », « De Goddeloosheid van Soo De Kom-
mer », « Peutrus » opgenomen zijn.
De verzameltitel «Volk» is passend gekozen
voor deze geestige portretten van echt volksche
typen van te lande. |