Full text |
6
1
P.
onsdagh 18. December 1727. No. 101.
142
Ravel, den 26 November,
En hier zijnde Mini¬
8: der van sijne be„
alschet celebreerde
voorleden Maendagh
seer lechielyck des
Naendagh van de
regerende Keylen
de Ooten grooten
Hercogt, is van sjoe
Jaere ankinghe op de borst, soo goet,
als herstelt en ber hier eenighe advisen,
van koomen, de welcke willen doen ge¬
looven die den Spaenschen Prins Dop Cot¬
las in het toekomende voorsaer is ses¬
tien soude komen onder den titie van
Koninck van Javatie, maer dese lyden
de voor sonder meerder bevestinghe niet
de genomen, gelyck oock met de uyt¬
Aroeytels dat den Henogh van Paran¬
ten gevalle van een seker tol, vreemde
Trouppen soude in nemen in de voor¬
noemde pletten van sijn landt
na den 28. November
Den Geverse brun, die ben hier be¬
vind, ende die door den Keyser, om sijne
groote, ende getrouwe siende, begi¬
tight is met het gesienelyck Gouvernement
van Brille in des Ellas, staet lich ten eer¬
en denaers te begeven, hoe het Con¬
ge meynen dat sijne Excessentie alvoo¬
rens eesen hout tot doen voet weesen, en
lijde Keijserlycke Majesteyde daer voor ie¬
bedancken. het weet van de Riviere de
Don het gede door eene overstroominge,
veroorsaekt door de stercke Rogh tegens,
op verscheyde pressen groote scheede heeft
goeden, begint merkelyck te vallen, ver¬
is bevel gesonden, met, alle de Dorpen van
delen hier, om desselfs eenigh volck
uytte senden, ende te doen patrouilleeren
en eynde de rooveren, ende settingen
gestut mogen worden, de welcke leerdick¬
wils geschieden op het prote Landt
sal, den 24. November.
De Craine, geinformeert zijnde van,
de ongemeene voordeelen, de welcke dee¬
Moscovische natie op dese Londen gemel¬
van de uytheensche werck weder, tobri¬
cuteurs, ende Constenders, heeft een nieuw,
deeser doen of koodighen, waer by den
alle vreemdelingen van het religie die
cock nogheen welen, de welcke sch meer¬
zoon in het tussche gebiedt willen ko¬
men veerlesen, noch meer vryheeden,
privilegien, ende gunsten worden belooft,
als door den overleden Caar is geschiedt.
den Sweerschen Ambassadeur, die tes¬
veerdigh som neer Stockholm, heeft bevel
gekregen, van lijven koninck, om des
Miniet, doch te passeren in dese stadt
den spreekt, dat het Leyden van meer¬
der Trouppen voet de versoensche gren¬
ren om dat de wegen zy niet gebruijck,
baer sijn, tot in het voorder is versche
ven alle de genen, die of hasigh
kryghen van de tronieren van Georgien,
met den eenpaeriglyck, dat het te duch
te stont, dat de Zuscken, door de groote
toe bereydelen, die, s alomme, waeren
maeckende, sich in den noet komenden
soonen meester souden rechten te maeken,
van geheel versien,
Trockholm den 1. December
den den Grave van Cederhun, opsen
Ambassadeur van Zuiker, is gedreg
roeden, en ben tot misse, best op te
huijsende Son, ende de begeene
|