Full text |
I
I
I
De gemiddelde verhouding tussen uitgaand en inkomend leenverkeer van
alle bibliotheken uit de enquête is 1 : 2.74 (tabel 1). Dit betekent dat voor
elke eigen aanvraag bijna drie aanvragen uit andere bibliotheken toekomen.
Tot 1970 werd weinig aandacht geschonken aan deze ongelijke ver-
deling van de lasten van het IL-verkeer. Sindsdien is daar verandering in
gekomen.27 Inflatie, economische crisis, bezuinigingen in de onderwijs- en
wetenschapssector hebben in de Westerse landen het stijgingsritme van de
bibliotheek-budgetten afgeremd. Arbeidskrachten zijn duur geworden. In
een arbeidsintensieve sector als deze der bibliotheken maken de personeels-
kosten doorgaans de helft tot drie vierden van het totale budget uit. Ten
laatste dient gewezen op de toenemende groei van de literatuur en de
literatuurhonger van de gebruiker.28
Met de beschikbare budgetten kan al het wenselijke niet meer gratis
gerealiseerd worden. Rationalisering en bezuinigingen dringen zich op en
dan is het niet zo paradoxaal dat een aantal bibliothecarissen wijzen op hun
dienstverlening aan andere bibliotheken en daarvoor een vergoeding vragen.
In zijn studie over het IL-verkeer in de USA ziet V. E. Palmour fun-
damenteel slechts twee mogelijkheden ter compensatie van de inspanningen
ten bate van andere bibliotheken : de betaling door de aanvragende in-
stelling of een subsidiëring door de overheid voor deze extra dienstverlening
aan andere bibliotheken.23
In Canada hebben de “big lenders”, de drie universiteitsbibliotheken
met het grootste volume inkomend leenverkeer, in 1976 beslist voortaan 8
dollar aan te rekenen voor elke leen. Ondanks een storm van protest zijn zij
bij hun beslissing gebleven, omdat dit het enige middel leek om de
déficitaire begrotingen weer in evenwicht te brengen, en de beschikbare
middelen weer in eerste instantie aan te wenden voor de literatuur-
voorziening van de eigen instelling. De Universiteit van Toronto b.v. spen-
deerde meer dan $200.000 aan inkomend IL-verkeer. Tot nogtoe ging de
overheid niet in op de vraag tot subsidiering van de netto-leners.29
M. Line, hoofd van het IFLA-Office for International Lending in
Boston Spa stelt dat de gratuiteit de overheid van kleinere bibliotheken er
toe zal aanzetten om de inspanningen voor de eigen bibliotheek in te krim-
pen onder voorwendsel, dat het IL-verkeer, gedreven op andermans kosten,
voldoet aan de vraag naar literatuur vanwege de lezers. Hij is daarenboven
van oordeel, dat de gratuiteit overigens op termijn een contra-indicatie is
voor een goede en snelle service en vindt dat een gezonde economische basis
de grondslag moet zijn van een efficient systeem.27 28
De bezwaren, die doorgaans aangehaald worden tegen de verrekening
der kosten, wuift hij weg. De kosten voor administratie van de verrekening
hoeven, mits aanwending van eenvoudige maar efficiënte technieken, niet
hoog te zijn. Sinds de recente verhoging van de inlandse tarieven van de
BLLD wordt door sommige Engelse bibliothecarissen de mening geopperd,
Bibliotheekgids — Jg. 53— Nr. 1:-^- 1977 / 37
§ |