Full text |
zijn verblijf in het buitenland, oude
legenden en dagelijksche gebeurtenissen
leveren hem de stof voor de korte vin-
nige levensbeelden.
Dekeurserie van L. J. Janssens en Zonen,
uitmuntend verzorgd en goedkoop, kan
met „Naar Wijd en Zijd“ ook wijd en
zijd ons lezend publiek bereiken en
bekoren. L. B.
WILHELM SCHMIDTBONN : DE
VLUCHT TOT DE HULPELOO-
ZEN. - DE GESCHIEDENIS
VAN DRIE HONDEN. N. V. Pro-
metheus, Den Haag; De Gulden
Sonne, Antwerpen.
Wie dit aangrijpend verhaal gelezen
heeft, en zijn hart niet voelt opengaan
voor de hond, is geen mens. Geen
mens? o ja, zou de schrijver zeggen :
wel een mens, maar geen hond.
„Sta mij toe, schuilplaats te zoeken voor
u bij honden. Gij kramers met valsche
gewichten, huisbezitters. Gij eerzuchti-
gen, hebzuchtigen, trotschen. Gij ver-
stokten, geveinsden. Gij lafaards,
boosaardigen, altijd bekommerden. Gij
huichelaars, leugenaars, dieven. Gij
eigengerechtigden, gij onbarmhartigen.
Gij vreesaanjagers, rechters op hooge
gestoelten. Gij beulen. Gij moordenaars
van tien miljoenen, bajonetstekers, bom-
menwerpers, gasmengers.
Waarheen moeten de vertwijfelden
vluchten voor u als naar de schuldelooze
oogen der honden?
Hier alleen is nog hemelsche reinheid.
Hier in zijn oorspronkelijken staat het
geheim der liefde. Het sprookje der
dankbaarheid. Het onuitsprekelijk won-
der der trouw.
Zoo_ hadt ge moeten zijn. Maar gij hebt
de spraak uitgevonden en zijt van de
natuur afgedwaald. De honden zijn
dicht bij de natuur gebleven. Daarom
zijn u de honden gelaten opdat de lucht
der aarde niet geheel' van trouw ledig
zal worden. Opdat gij zien moogt, hoe
gij hadt moeten zijn“.
O, dat wij toch nog de menschen lief
mogen hebben.
O, dat wij durven mogen ons zelf lief
te hebben."
198
Als slot van deze hondengeschiedenis
doet bovenstaande ontboezeming niet
overdreven aan. Want de hond is in
dit boek werkelik hoofdpersoon en de
mens, de schrijver zelf, met zijn schuw-
heid, zijn valse schaamte, het wankel-
bare van zijn trouw en toewijding treedt
op in de schaduw van de hond. De
tragedie van zijn leven is de tragedie
van het hondenleven : dat één mensen-
jaar telt voor zeven hondenjaren, en
dat hij, de mens, altijd weer de oud-
geworden honden moest achterlaten,
om zelf een nieuw bestaan te ver-
overen.
Een kennis van mij was jaren lang
geneesheer-directeur van een ziekenhuis
op Sumatra. Toen hij zijn betrekking
neerlei, en naar Nederland terugkeerde,
hing de Chinees, die onder hem zaal-
oppasser geweest was, zich op. Hij wilde
niet onder een andere directeur
' 'dieriè'ftfj^^; W '?"■ '
Ik kan dit voorbeeld van waarlik hond-
achtige trouw en toewijding — in Indië
niet zeldzaam -—- niet bewonderen. In
mijn Ogen is dat geên offer •—■ in t mid-
den latende of het voor de Chinees
zelf, wiens godsdienst een geringschat-
ting van het leven meebracht, als óffer
gevoeld werd. In tegenstelling tot de
schrijver vraag ik mij af, of niet
de hele ellende van de grote oorlog de
vrucht was van een verkeerd geplaatste
opofferingsgezindheid, van een verblin-
dende begocheling. Maar waarom
zouden wij ons, evenals tot de bijen, de
mieren, ook niet tot het klassieke voor-
beeld van trouw en toewijding, de hond
laten verwijzen? Als het zo welsprekend
gebeurt als in dit boekje aanvaarden
we veel. En denken er verder het onze
van. M. M. V.
JAN LIGTHART : IN ZWEDEN.
Groningen, J.-B. Wolters Hitg. M,
1924.
Een derde druk van de reisindrukken
van J. Ligtnart. Een boek dat niet enkel
in onderwijskringen kan gewaardeerd
worden, maar door allen die frissche
indrukken op prijs weten te stellen.
Heerlijk is ’t leven, dichtte eens Jan |