Full text |
BIBLIOTHEEK - SPECTATOR
Ordelooze vertoogen
Wij verkondigen geen nieuwe wijsheid
met de bewering dat de wereld vol
tegenstrijdigheden is. En die waarheid
geldt niet alleen voor de wereld in toto,
maar even goed voor ieder mensch en
voor elk verschijnsel afzonderlijk. Men
hoeft er dus niemand en niets met min-
der achting op aan te zien, indien het
niet altijd aan zich zelf gelijk schijnt te
zijn. Al behoort het tot de deugden van
een bibliothekaris, dat hij bij de meest
verschillende verlangens van zijn soms
zeer veel eischende bezoekers steeds
dezelfde blijkt, dat hij geduldig en
gedurig is, ook als hij kort moet zijn,
toch lijken wij zeker niet allen op elkaar.
De physiologie van den bibliothekaris
is nog niet vastgelegd; zij lijkt ons oók
niet makkelijk te geven, behalve dan
misschien de karikatuur van den boek-
beheerenden wetenschappelijken peu-
teraar, die toch wel zeer verouderd is.
Bij feestelijke gelegenheden pleegt men
zijn stand te vereeren met het gezegde,
dat niet alleen het dichterschap, waar-
van de Romeinen dit zeiden, doch opk
het zoo-en-zoo-schap wordt aangebo-
ren en niet aangekweekt. En dat gaat
voor alle -schappen op, indien men
alleen hen beschouwt die uit ware
roeping daartoe kwamen. Als er voor
elk beroep steeds genoeg zulke geroe-
penen waren, mocht men dus veilig alle
vakonderwijs achterwege laten. Dat
zou inderdaad zoo kunnen lijken, men
zou er beschouwingen over middel-
eeuwen en gildewezen bij kunnen
halen, — maar het is toch zoo niet,
althans in deze wereld, die zich zelf
niet gelijk wenscht te blijven.
★ ★ ★
Er worden dus om kort te gaan
bibliothekarissen opgeleid. Dat gebeurt
natuurlijk omdat er behoefte is aan in
dat vak geschoolde krachten en omdat
er menschen zijn die in dat vak
geschoold wenschen te worden. Wat
was er eerst : die behoefte, of die wen-
schen? Wij willen er ons afmaken mette
beweren dat vraag en aanbod elkaar in
evenwicht plegen te houden, dat zij in
wisselwerking staan, overeenkomstig de
ontwikkeling van den tijdgeest,of iets
dergelijks. De beweging voor leeszalen
en bibliotheken neemt toe. De behoefte
groeit, omdat het aantal van hen die de
behoefte voelen talrijker wordt. De be-
langstellenden zijn er dus tevens. Deze
en gene maakt zich de goede gewoonten
eigen van hen die dezelfde zaak reeds
eerder ter hand namen en met goed
gevolg beoefenen. Zij zetten die
gewoonten voort en vormen daarmede
wederom hun helpers. Die eersten zijn
de geroepenen, die zich zelf gemaakt
hebben tot wat zij werden, omdat ze
herkenden wat zij waren. Ieder weet in
elke stad wie dat zijn en de tijd nadert
reeds, dat zij elk op hun beurt eens aan
een jubileum toekomen; wij hoeven
daarop niet vooruit te loopen. Maar de
verdere ontwikkeling in onzen haasti-
gen tijd, schept allerlei verrassingen.
Velen beseffen dat dit mooie werk nog
uitgebreid kan worden en ijveren daar-
voor; velen ook meenen dat deze
nieuwe mogelijkheden juist voor hen
een passenden werkkring meebrengen.
Dan volstaat de natuurlijke groei niet
meer en men heeft kweekplaatsen noo-
dig waar men zaaien, planten en enten
kan onder opzettelijk gunstig gemaakte
voorwaarden. Immers ten eerste : men
wil menschen hebben en men heeft
moeite om de geschikten te vinden ; ten
tweede : er zijn menschen die zich om
strijd als de meest geschikte willen
voordoen. Maar dan komt de behoefte
aan hen, die de maatstaven der geschikt-
heid moeten vaststellen, die eerst dus zelf
moeten hebben bewezen daarover op
grond van hun eigen gunstige ervaring
te kunnen oordeelen. En die menschen
zijn er natuurlijk ook al, aangezien juist
de goede gevolgen van hun arbeid de
317
|