Full text |
<?xml version="1.0" encoding="UTF-8"?>
<text>
<p>dat elkeen op zijne beurt met een verhaal uitkwam : zoo raakte hij aanstonds klaar met zijnen bundel. En hij deelde de grap met Hardmeyer's briefje aan 't gezelschap mede.</p>
<p>Ik sta effen, kreet Hans, en hij kneep op de vingeren.</p>
<p>Mis jongen, mis! Uw verhaal telt evenveel als nul vóór een cijfer. Uw verhaal is een voorbeeld van een nietdeugend verhaal, onwaardig van een deftig boek. Weet gij hoe ik dergelijke verhaaltjes bestempel, ze mogen nog eens zoo kunstig afgepenseeld zijn? Ik heet ze lichamen zonder ziel.</p>
<p>En waarom, waarom als 't u belieft? vroeg Hansken wel juist niet gebolgen, maar toch .. Omdat zij zedelijke strekking missen en zedelijke strekking de hoofdvereischte van een volksverhaal is. Straks discht gij er ons een ander op, verbeterde uitgaat', of gij blijft van pint en tabakspot verstoken. De dokter wierp een vorschenden blik tot de overige gasten toe; de aangezichten benevelden; elkeen wist iets te zeggen.</p>
<p>Ik ben niet voorbereid, zei de eene.</p>
<p>En ik kan niet vertellen, beweerde de andere. Een derde : foei, foei, dokter, zóó een christen mensch in de strikken vangen, hadde ik het geweten? Doch de dokter had antwoord op alles. Sukkelaars,er is niet één mensch, hoe gering ook zijn werkkring weze, ik durf er zelfs bijvoegen, hoe gering ook zijn geestesvermogen zij, aan wien niet ten minste eens in zijn leven iets buitengewoons voorviel, die niet eens bezocht werd door den Engel der Poëzij en woorden en gedachten in het oor geblazen werd waarover hij de eerste zelf verwonderd stond en vroeo• : wat grijpt mij aan, van waar dit zonderling gevoelen? er is niemand, zeg ik, die niet de herinnering van het eene of bet andere feit in zijne familie bewaart als</p>
</text>
|