Full text |
<?xml version="1.0" encoding="UTF-8"?>
<text>
<p>KLAAS. OM te bewijzen dat uw pleegzoon, de wees, de vondeling Adelbrecht, niemand anders is dan Baron Adelbrecht van Schoonhoven.</p>
<p>DE GRAAF. Gij droomt! Verder! verder! De bewijzen? KLAAS. Ik zweer op het kruis des zaligmakers, dat ik waarheid spreek. Herinnert gij u nog dit stuk perkament en dezen zegelring? ([Zij laat ze beiden zien.) DE GRAAF. Zeer goed ! Het waren 1 eenige voorwerpen dien wij te Madrid op den vermoorde vonden. KLAAS. Gij hebt ze mij toevertrouwd zeggende : indien 'ik ooit de moordenaars ontdekken kan zullen zij naar waarde gestraft worden.</p>
<p>DE GRAAF. Dat is waar!</p>
<p>KLAAS. Welnu, ik heb ze ondekt. Ziehier het ander stuk perkament van den adelbrief van Baron van Schoonhoven, die juist in de gescheurde brok past en het wassen familiewapen dat juist met den zegelring overeenkomt.</p>
<p>DE GRAAF, dit alles beziende. Dat is zoo. Verder? KLAAS. Die adelbrief heeft Riperda mij voor zijnen dood overhandigd of liever ik heb hem het stuk met de pistool in de vuist ontnomen.</p>
<p>DE GRAAF. Wie bracht u op bet spoor?</p>
<p>KLAAS. Ridolfi ! zijn medeplichtige, die smoordronken op het naamfeest van Spelle in Treurenberg, mij alles verhaalde. DE GRAAF. Dit alles belet niet dat Adelbrecht mijne dochter schaakte. KLAAS. Ja,heer Graaf, doch op herhaald verzoek van uwe dochter zelf. Daarbij heeft zij u alle jaren eenen brief geschreven en nooit, heer Graaf, hebt gij een enkelen beantwoord.</p>
<p>DE GRAAF. Nooit heeft mijne dochter mij geschreven. KLAAS. Vergeef mij mijne stoutmoedigheid, heer Graaf, maar ik ben van het tegenovergestelde overtuigd. en God weet, heeft uw secretaris Riperda niet alles onderschept, alles achtergehouden.</p>
</text>
|