Full text |
<?xml version="1.0" encoding="UTF-8"?>
<text>
<p>BERTHILDA. Die de eer uwer familie, die uw onbevlekt blazoen voor smet bevrijdde, die uwe dochter en uw klein kind uit de klauwen van een bloedgierig mensch redde.</p>
<p>DE GRAAF. En toch kan of mag ik niet ! Het gerecht alleen kan uitspraak doen.</p>
<p>BERTHILDA. Welnu vader, zonder Adelbreebt kan ik niet leven; dan blijft mij niets anders over dan hier, voor de beeldtenis mijner moeder, onder uwe oogen, een einde aan mijn lijden te maken. (Zij trekt eenendolk uit de borst.) Deze dolk zal mij den weg banen tot eene betere wereld.</p>
<p>(Zij wil zich de borst doorsteken, doch de Graaf ontrukt haar het wapen.)</p>
<p>DE GRAAF. Wat gaat gij doen. Berthilda? (Hij schrijft eenige woorden.) BÉRTHILDA. Ik wilde hier boven, bij mijne goede moeder, rust en vrede zoeken.</p>
<p>DE GRAAF, tot Klaas. Ga, breng dit briefje naar Treurenberg, en dat men Adelbrecht hier heen brenge. KLAAS. Ik vlieg als een schicht, door slijk en sloot, door dik en dun. 't Is Ridolfi die een aardig gezicht zal opzetten wanneer hij deze bevelen ontvangen zal. Hij zal er lief uitzien bij manier van spreken. (Vlug af.) Zesde Tooneel. DE GRAAF, BERTHILDA, GEERTRUI, HERTJE. BERTIE, lot den Graaf. Zal ik dan eindelijk mijn vader mogen weèrzien, grootvader? DE GRAAF, ler zijde, God weet of Alva zal willen toestemmem. (Hij schijft een briefje en belt. Een dienaar verschijnt.) Breng dil schrijven den Heer Viglius opdat hij het eigenhandig den hertog overhandige ! (bediende af) DERTHILDA. 0 vader, wat zult gij ons allen gelukkigmaken. GEERTRUI. Ik en Klaas zullen ons vereerd achten u als. vroeger te mogen dienen.</p>
</text>
|