Full text |
IK GEEF DEN VLAMMEN OVER...
(in Duitsland gebruikte formule bij ’t verbranden van boeken)
door GER SCHMOOK
II.
’t Gaat met het verbrande boek net als met Claes, de vader van Uile-
spiegel. Toen Claes verbrand werd, aangeklaagd door een burger, als mens,
van tweede klasse, steeg een grote vlam uit de brandstapel op, hemelen hoog.
En de ambtenaars, en Claes’ vrouw en Tyl vooral wisten, dat, vóór de vlam-
men Claes verteerd hadden, Claes’ zuivere geest al lang, op de zwier van
die grote vlam, de hemelen was ingedragen, luchtig en fèestelik.
En deze vlam, die eerste, had heel de buurt verlicht, en niemand, maar
ook niemand heeft ooit de felle lichtuitslag vergeten !
Er zit iets van het eeuwige leven in de nijdigheid, waarmee deze verlos-
sende vlam uitsloeg. De ziel wilde zich redden... en zij werd gered !
Ook de ziel van het boek wordt gered bij de verbranding, omdat ook
zij, per definitie, eeuwig is.
De besten onder de mensen, zij die met « de letters » omgaan, de dich-
ters, en inzichzelf het volle bewustzijn ronddragen van hun eigen kracht;
zij, die weten wat hun gedachten waard zijn in de geijkte vorm, welke zij er
aan geven ; vooral zij, die voelen, dat elk geschrift in feite betekent een glo-
rieuze overwinning over de menselike dood, en dat in de plooien en wendin-
gen, en kronkels en streepjes en stipjes van het schrift A- welk het ook zij
^Been pact met de eeuwigheid gesloten wordt, stevig en beslist (hoe helder
heeft L. Feuchtwanger het niet neergeschreven in zijn « Jud Susz », zij
geven soms aan dat superieure gevoel op onweerlegbare wijze uiting.
Zijn zij, in werkelikheid, niet de onverstoorbare boetseerders van ons
vergankelik leven ? En verstaan zij niet de kunst in een bij uitstek materiële
vorm toch leven te gieten ? Zij verrichten, als begenadigden, het wonder
BB dat zich geslacht op geslacht herhaalt ! B van het water scheppen m
netten. Woorden toch, lettertekens toch omvatten nooit, in hun starhey ,
de volle, diepe omvang van ons denken. En zij, de schrijvers, weven met
dat armzalige tuig van iedereen hun teksten, en wel zo, dat wij er onszei
in herkennen. , , . .
Er is niemand, die dat wonder te niet kan doen, omdat de schepping
zichzelf niet verlochenen kan. En wat het merkteken van het wonder heeft
gekregen, vergaat in deze wereld niet, omdat alles houdt aan eigen
leven, en buiten ons om de. wegen zoekt om te blijven bestaan, zij het soms
ook in verscholen haarden.
De dichters weten het heel precies.
Ik zal het Li Tai Po laten bewijzen !
73
De Bibliotheekgids » XII. 5 |