Full text |
<?xml version="1.0" encoding="UTF-8"?>
<text>
<p>Hy zweeg plotselings ; want nu ontwaerde hy dat Sulmath met zynen beschermgeest by hem stond.</p>
<p>Sulmath had, gelyk wy het verteld hebben, de geliefden vervolgd en was hen zoo naby gekomen, dat hy een oogenblik de hoop voedde hen in te halen. Echter, toen hy tusschen de puinen van het slot gekomen was, vond hy dit zoo gemakkelyk niet dan hy wel verwachtte. Onbekend met de doorgangen, wist hy niet waer de togt mogelyk was, en hy struikelde over steenen en viel in holten. Met slyk en zweet bedekt, hygend van verinoeijenis staekte hy nogtans de jagt niet : voor hem zweefde voortdurend het blanke kleed van Harmona , en de ydelheid deed hem gelooven dat hy het toch genaken zou. Ondertusschen hadden de wachten van Demhar hem in het oog gekregen en deze stuikten op eene onaengename wyze zyne vaert. Voor hy den tyd had er aen te denken, was hy gekoord en geketend en lag hy nevens de nachtwaek der krygers roerloos op den grond. Men had hem zoo onbarmhartiglyk vastgekneld dat het hem onmogelyk was de minste beweging te maken, en al had hy dit gekunnen, ontbrak hem de lust daerdoor de razerny der wachten nog meer gaende te maken. Zy beleedigden hem toch alreeds op eene baldadige wyze, vragende : of hy het slot kwam afzien om te vernemen of het hem tot troon dienen kon; dan zetten zy hem regt, begroetten hem als hunnen koning en kroonden hem met vuistslagen. Sulmath schuimbekte, zyn hart brak van de woeste kreten welke hy er in smoorde, want hy kon zyne razerny in geene vervloekingen lucht geven : het minste woord werd hoonend gestraft. De moedeloosheid greep hem aen en hy wierp zich ten prooi aen de vertwyfeling, toen hy by de spotterny der mannen, die hoorde komen van eene groote vlieg, die rond hem gonsde en over zyn aengezicht hommelde alsof zy hem steken wilde. Onmogelyk kon hy het ondier weren, maer hy wenschte het in het diepste der hel. De vlieg lachte met die vervloeking en ging voort met eentoonig aen zyne ooren te zagen; zy ronkte zoolang tot Sulmath bedwelmd door foltering en gewend aen den toon, begon te gelooven dat hy het dier verstond, ten minste nam het gezang voor hem iets menschelyks, en ging het</p>
</text>
|