Full text |
Zeer goed zichtbaar hangen kettinkjes,-gehecht aan een oortje, van een lange
stang af. Zo werden ten minste de boeken niet meegenomen (of onnodig verlegd).
Zo vielen zij niet op de grond.
Te Hereford, dat andere wonder, ziet men nog in de zijwand van de kast, de
sleutel van het slot, dat de roeden-zelf, waaraan de oortjes geregen werden, op hun
plaats hield. In Engeland stelde men ook wel de boeken in het midden van de muur
op een schap rechtop, terwijl lange kettingen aan de boeken geklonken werden, waar-
door deze naar links en rechts (op gelijke hoogte)' uitlegbaar waren. De oogjes waren
ofwel aan de bovenste rand of opzij van het plat aangebracht, naar gelang de kast,
waarin de werken stonden, de staaf onder of boven de boeken droeg. Maar... heeft
men er al eens over nagedacht, wat een werkje het tusschenschakelen van een nieuw
exemplaar met zich bracht, of het uitlenen aan een ,,vrindje-buiten-om” (wat heden
nog gebeurt) ? Dan hoefde men toch de hele rij los en weer vast te maken!
Het schuinoplopende lectrijn, — want de kast komt later aan de beurt, —
waarover daareven sprake was, behoort in zijn verscheidenste vormen tot de meest
karakteristieke gebruiksvoorwerpen .van de handsehrift-eeuwen. (4)
Het hellend vlak behoorde tot de tien geboden van de boekenwurm: immers de
bovenste regels van een handschrift zouden bezwaarlik te lezen geweest 'zijn, indien
het boek gans plat lag? Het overgebogen lichaam zou allicht ook de ondersnede
beschadigd hebben. En m de hand kon men de zware „sieraden des huizes” niet
lezen... tenzij de later voorkomende gebedenboeken. (5)
Daarom hadden scriptuale en lectrijn éénzelfde voorkomen: alleen de laatste was-
heel wat groter! (6)
Wat een weelde was het zo, rij aan rij, de hele schat te kunnen overzien, open-
of dichtgeslagen, voortgesproten uit de overgave van enkele kunstenaarszielen. Een ver-
zameling van enkele honderden nam heel wat ruimte in beslag ,en spaarzaam was
men op de grootte van het formaat niet erg. Trouwens de „püpiters” waren niet klein
In sommige banden, afkomstig van de oude Burgondiese bibliotheek kan men nog
lezen dat zij te vinden waren „en pupitre sur la porte le quarante huiùesme'” '
Verwonderen mag het wel, dat de houders van „librijen” hun boeken zo vrij
open heten liggen voor stof en zon, zo bloot en onbeschut tegen vochtigheid en kou.
aai
«».. 2?2 W§ Jp T d' b»”d lil S> »
codexvorm té overtuigen: de vergelijkende^ÏecWur eT ^ voordeIen van de
snijwerk. ST dÏtó^va/een'^dt W t0evIucht tot de lectrijn. Menig mooi kout-
te dragen, wlruit Me pister 1 Ü "l W’ «m het boek
daar St. jan, de Evlefr L huwehksformule afleest. Het beest is een adelaar,
terug tot de lectrijn- vastgehecht Un ^ t0t symt>ool had, De moderne wereld keert
van de lampadères. “ ultPrmgende arm, zit hij thans aan cle poot
102 |