Full text |
BIBLIOTHEEKGIDS
JgXLIli Nr, 6 ' NOVEMBER-DECEMBER 1966
DE SCHRIJVER EN DE BIBLIOTHEEK
In de wereldliteratuur vórmt dg bibliotheek slechts zeer zelden een centraal thema.
In novellen, romans en toneelstukken waarin gesproken wordt over de bibliotheek -
en dat is dan gewoonlijk nog een particuliere boekerij - is deze meestal met meer dan
een decor. Men denke b.v. aan Goethe’s „Faust”, waarin de hoofdpersoon verzucht :
„Beschrankt von diesem Bücherhauf,
Den Würme nagen, Staub bedeckt,
Den, bis ans hohe Gewölb’ hinauf ;
Ein angeraucht Papier umsteckt” ...
Méér dan een decor vormen' de boeken in Sartres autobiografie „Les Mots”. De
bibliotheek van zijn grootvader is voor de jonge Jean Paul een levenselement van
beslissende betekenis. De bibliotheek als openbare instelling blijft echter over het
algemeen buiten de gezichtskring van dichters en romanciers. Er- zijn ongetwijfeld
gunstige uitzonderingen, zoals Rilke, die zijn Malte Laurids Brigge de ,, 1 iot eque
Nationale” laat bezoeken, waar de dichter opmerkt : „Ach, wat is het toch goed,
temidden van lezende mensen te zijn. Waarom zijn zij niet altijd zo ? Er zijn nu
misschien driehonderd mensen in de zaal, die lezen ; maar het is onmogelijk, dat ieder
van hen een dichter heeft. (God weet, wat zij hebben). Driehonderd dichters zijn er
Ik zou er nog aan willen toevoegen : „En zeker geen driehonderd dichters, die over
bibliotheken dichten...” De bibliotheek blijft in de schone letteren een verwaarloosd
onderwerp, ook al schreef Montaigne : „Er bestaan meer boeken over boeken dan
over alle andere onderwerpen”. Zelfs een dichter-romancier én bibliothecaris als Johan
Daisne waagt zich niet aan dit onderwerp. Men schrijft (zoals Addison) nog liever
over de Londense beurs. Daarom zette ik mij met enige spanning aan de lectuur van
het verhaal „De bibliotheek van Babel” geschreven door de Argentijnse auteur Jorge
Luis Borges en in vertaling opgenomen in de bundel „De Aleph en andere verhalen
(Arbeiderspers, Amsterdam). Borges weet waarover hij schrijft : Hij is sedert 1955
bibliothecaris van de nationale bibliotheek van Argentinië. Jorge Luis Borges werd in
1899 te Buenos Aires geboren. In 1961 kreeg hij samen, met Samuel Becket de inter-
nationale uitgeversprijs. De lezer vindt in het genoemde verhaal „De bibliotheek van
Babel” uiteraard geen getrouwe reportage van het leven in en om een bibliotheek.
Het verhaal is tekenend voor het werk van Borges. Exacte werkelijkheid en droom
zijn in zijn verhalen altijd op wonderlijke-wijze verweven. In zijn proza dat slechts
schijnbaar iets met science-fiction te maken heeft, wordt de gedachte tot uitdrukking
gebracht, dat de mens leeft in een voor hem onbegrijpelijke kosmos, die éen en
eeuwig is. Door zijn denken, door zijn wetenschap, tracht de mens dit geheimzinnige,
heelal te ontraadselen, mensen, feiten en dingen te rubriceren en te classificeren.
Steeds moet hij echter weer inzien dat zijn waarheid een droom was. Deze visie van
Borges wordt geïllustreerd met het beeld van de bibliotheek. Borges bibliotheek
bestaat uit een doolhof van een onbepaald en oneindig aantal zeshoekige cellen vol
101 |