Full text |
NOGMAALS:
WAT DOEN DE GEMEENTEN
VOOR DE OPENBARE BOEKERIJ ?
De heer H. Vauthier, Minister van Kunsten en Wetenschappen, bewijst
weer eens, dat hij het ernstig meent met de ontwikkeling der openbare
boékerijen in ons land. De volgende omzendbrief werd aan de Hoeren Goe-
verneurs gezonden en wijst erop dat de Wet op de Openbare Boekerijen
stipt moet worden nageleefd'. Hier volgt de tekst:
Brussel, den 1 September 1929 .
Heer Gouverneur,
Ik heb de eer opnieuw uw aandacht te vestigen op de noodzakelijkheid
de hand te houden aan een stipte toepassing, door de gepieente, van de wet
van 17 Octöber 1921, houdende instelling der Opertbare Bibliotheken, quaestie
waarop reeds mijn rondschrijven van 3 Juni 1923 betrekking had.
De artikelen 4 en 5 van deze wet luiden als volgt:
« ART. 4. —- Iedere gemeente, dieven bibliotheek sticht of aanneemt, is ver-
« plicht ten minste 25 centiem per inwoner te besteden aan die inrichting, het
«onderhoud en'de uitbreiding der bibliotheek.
« ART. 5. — Eene gemeentebibliotheek kan slechts af geschaft door eene
« door den Koning goedgekeurde beslissing van het gemeentebestuur. Het
«terugtrekken der aanneming is aan dezelfde voorwaarden onderworpen.;»'
Te veel gemeentebesturen echter hebben; art. 4 niet of slechts gedeel-
telijk toegepast, terwijl andere er een toepassing aan gaven die tot ernstige
opmerkingen noopt.
Wanneer een gemeenteoverheid zich aan de toepassing van de wet onttrok,
dan werd als oorzaak daarvan meestal dp ontoereikendheid, der hulpbronnen
ingeroepen. Dit argument heeft aan kracht ingeboet naar mate de toestand
van het land beter werd en kan thans niet langer ingébracht worden. Het
kan zulks des te minder daar de reeds geringe som van 25 centiem per im
woner, bepaald bij art. 4 als bedrag vamde gemeentelijke bijdrage tot nog toe
niet werd geperekwateerd, spijts de aanzienlijke waardevermindering van
den frank sedert 1921.
In dtezé omstandigheden kan m.i. geen enkele1 gemeente meer, onder
v/elk voorwendsel ook, ontslagen 'worden van de toepassing van voornoemd
art. 4, waarbij er rekening zal dienen gehouden te worden met de volgende
opmerkingen, waarvan de laatste ook art, 5 betreft:
73 |