Full text |
<?xml version="1.0" encoding="UTF-8"?>
<text>
<p>doen voortduren, en de gemoederen al meer en meer moeten ophitsen, ja zelfs eenen aanval tegen de fabriek moeten- wagen. Voorloopig zenden zij mij duizend francs om het volk te doen drinken. Zulks heb ik niet verzuimd; de jenever stroomt, in de kroegen van den omtrek, de tafels af; morgen ontvang ik nog tien duizend francs om den tegenstand vol te houden. (Met gretige hebzucht.) Tien duizend francs! !.. zonder te rekenen wat mij uit andere bronnen kan toegestuurd worden. 0 Goltz ! Goltz !!.. de zon des voorspoeds verheft zich aan uwen gezichteinder! Nog nooit ben ik zoo rijk geweest ! 0 ! mijn gansche leven heb ik geknoeid en met moeite kon ik de twee einden aaneen brengen. Morgen is mijn droom van welzijn verwezenlijkt. De werkstaking is in oproer verkeerd; het volk geeft zich aan dadelijkheden over, en ik.. ik verdwijn met den schat. die mij elders gelukkige en weelderige dagen zal verschaffen. Dat zij, die nevens mij de rol van aanvoerders spelen, zich alsdan uit den slag trekken. Gij, Willem Staring, gij zult mij met uwe klachten en met uwe verwijtingen niet meer vervolgen! en gij, Baard, ellendige dweeper, gij, die getuige van mijn vroeger leven waart, ik zal u niet meer, gelijk eenen schandbol, achterna moeten slepen. Beiden schud ik tt als ballast af, morgen ken ik u niet meer! Doch, tot morgen moeten wij veinzen en zorgen dat de uitslagen onze wenschen bekroonen. Wie komt daar reeds? (Opgaande naar den ingang.) Het is Baerd, hij volgt mij als mijne schaduwe. Ik bedrieg mij niet.., hij schijnt beschonken te wezen. Gaat die mijne zaak bederven? (Steekt den brief in den zak.)</p>
</text>
|