Full text |
metje ? Uitgaande van bestaande normen kan men aannemen dat één ge-
traind personeelslid in een universiteitsbibliotheek 1.000 boeken per jaar
bibliotheektechnisch kan verwerken. De praktijk toont aan dat nietgetraind
een personeelslid hier slechts 250 titels, tot een bepaald moeilijkheidsplafond
en zonder garantie voor foutloze prestatie, kan afleveren. Budgettair brengt
dit zware gevolgen met zich mee : voor een boekenkrediet van 20.000.000 fr.
dient men voor het bibliotheektechnisch werk 54 opgeleide personeelsleden
te voorzien. De weddekost bedraagt hiervoor gemiddeld 20.000.000 fr. Voor
eenzelfde boekenkrediet met ongeschoold of onvoldoende geschoold per-
soneel dient men 162 tot 180 man te voorzien. Al kan de bezoldiging per
persoon lager liggen, toch dient een begroting van 45.000.000 fr. voorzien te
worden.
Maar wat baten dergelijke berekeningen wanneer er geen gediplomeerde
kandidaten voorhanden zijn ?
Laten wij ons echter niet blind staren op de basisopleiding. Gisteren werd
reeds ruime aandacht aan dit probeem besteed in de sectie wetenschappe-
lijke bibiotheken en ook de Algemene Conferentie der Nederlandse Letteren
heeft op verzoek van de Vereniging het probleem op haar agenda staan.
Naast de basisopleiding is een heroriëntering, een bijscholing van bibliothe-
carissen broodnodig. Wie van ons is vertrouwd met tapes, schijven, docu-
mentverzameling, terminals, bibliografische catalogi, raeder-printers ? En
zouden vele collega’s niet gediend zijn met enkele verfrissend ideeën over
collectievorming, over filiaalwerking en over recente strekkingen in de
jeugdliteratuur? En waar zijt gij bewaarders van het oude boek ? Wie volgt
de verruimde inzichten ons geleverd door een Hellinga, een Vervliet in
vergelijking met de Engelse visie waar het gaat over de afbakening van
preciosagrenzen ? Ik zeg maar, gelukkig hebben onze besturen andere dan
bibliotheekzorgen want op pertinente vragen moeten velen van ons het
antwoord schuldig blijven. Maar hen treft geen banbliksem...
Het opleidingsdrieluik, dames en heren, wordt voltooid met de hogere op-
leiding. De grotere instellingen kunnen tot de middelgrote bedrijven gere-
kend worden, waar budgettering, personeelszaken, rendementcoëfficiënten,,
probabiliteitsgegevens en stafvorming tot de dagelijkse beslommeringen
behoren. Ook in de sector openbare bibliotheken wordt het probleem scherp
gesteld, want is het niet zo dat jongere, intellectuele burgemeesters alleen
nog kunnen overtuigd worden wanneer men pleit op basis van kostenbere-
kening en rendabiliteit ? U zult mij veroorloven met deze schets te volstaan
omdat wij allen achter elk van de geschetste problemen een levende wereld
van detailpunten vinden die ook reeds in de Vereniging onder de loupe wer-
den geschoven.
10 / Bibliotheekgids — Jg. 48 — Nr. 2 __ 1972 |