Full text |
<?xml version="1.0" encoding="UTF-8"?>
<text>
<p>D'eefers woaren nie thuis, Belleken.</p>
<p>Nie thuis, wa zoen ze, gij te laai om te gban :kijken, hé?</p>
<p>Eerlijk woar, Belleken, ge meuget oan de buurvraiwen vroagen ; ze zijn noar de begroaving.</p>
<p>Een trek, die weenen moest beteekenen, neep de oogen der kotneliespeelster dicht; terwijl zij, in gemaakte moedeloosheid, op de bank aan de achterdeur ging zitten.</p>
<p>Alles bringt hij me ê veur d'anderen klaagde de heks, da van zijn vraiwe alleene loat hij liggen.</p>
<p>Intusschen was Jan uit de kar gekropen om, naar .-gewoonte, zijn beestje te verzorgen; doch hoe hij ook zijn beste deed, hij kon niet meer; zijne beenen knikten onder hem; hij liet zich vallen eerder dan hij zitten ging; op de bank, nevens zijne vrouw.</p>
<p>Belleken,ik voel mij zeu oardig... zeu oardig... da g'eens den dokteur gingt hoalen, da woare nie slecht.</p>
<p>Als opgewipt door eene onzichtbare veerkracht, was de vrouw van nevens zijne zitplaats recht gesprongen.</p>
<p>--- As ge gij mijne commissies nie wil doen, moe 'k ik d'uiwe euk nie doen.</p>
<p>En in een wrevelig geklap der achterdeur, stoof Belleken naar binnen, zonder verder naar den sukkel om te zien, die met een luiden angstgil het hoofd op de borst had laten zinken, en zoo lang als hij was van de bank op den grond in bezwijming viel.</p>
<p>Te diepe in 't glas gekeken, zei Bello luidop, die 'hem vallen zag, loat hem moar liggen, de zatterik!</p>
<p>'s Anderendaags, de zon had reeds lang de laatste morgendampen weggekeken, en nog was Jan op de doening niet te zien.</p>
<p>Hij had zich den avond te voren, in de duisternis, tot aan Kotjes stal voortgesleept, en was daar, als een baksteen, wijdbeens en de armen open, nevens het beestje</p>
</text>
|