Full text |
<?xml version="1.0" encoding="UTF-8"?>
<text>
<p>-- Maar, Belleken, wa goa Belleken zeggen als 'k veur den tweeden keer al zonder mutse weerekom.</p>
<p>Da ze zegt wa da ze wil, ik zoe 't niet doen, Jan, ui gezondheid goa veur ui vraiwes mutse.</p>
<p>Doch het mannetje, gejaagd, was reeds op den grond gesprongen. Nee, nee, Émerance, 't en mag nie 't en mag nie mijn wijf dee mij deud. De j ufvrouwen Unster waren toevallig niet te huis. Eene buurvrouw berichtte den Zandman dat hunne tante, eene schatrijke oude jonge dochter, te Antwerpen ()verleden was. Zij woonden de plechtige begrafenis bij, natuurlijk.</p>
<p>Jan hadde wel willen weenen, alles viel dus tegen. Het speet hem niet om den lastigen en nutteloozeo weg, dien hij zich op zijn ziek lijf geladen had; maar om de scène, welke hem bij zijne terugkomst wachtte. Toen hij weer aan de afspanning verscheen, geleek hij geen menseh meer.</p>
<p>God be woare ui, Jan, groette de bazin tot een afscheid.</p>
<p>-En zij wierp hem den langen blik vol weemoed achterna, dien alles wat gaat eindigen aan ons hart uitlokt. Het was een stoffelijk, lustig ding, het vrouwtje uit Half-Wege, dat liever op een frisschen, jongen boer keek, dan op een afgeleefden, uitgezogen zandman. Maar toch, er stak alevenwel een hart in.</p>
<p>Witgloeiend in het oogverblindend licht lag daar de lange, eindeloos lange heirbaan. Geen levend wezen bewoog langs heen die trillerende lichtstreep, tenzij, ginder ver, Jan de Zandman met zijn Kotje. Stap voor stap, op zijn : « kom ik er heden niet, zoo komen wij er morgen D, kortte het beestje den afstand in. Geen</p>
<p>goa mij nie oan ; moar toch, da zoe ik Die willen doen, veur niemand nie. Ui ploatse is in ui bedde, zeu gaiwe meugelij k.</p>
</text>
|