Full text |
<?xml version="1.0" encoding="UTF-8"?>
<text>
<p>nood, dat zweep of gaffelslag zijnen moed kwam aanhitsen.</p>
<p>Het ventje zat of liever lag ter neer geknakt, verpletterd, zedelijk vernield. Nu en dan trok hij de zware oogschelen, met tastbare inspanning van krachten, open, en liet zijn weifelenden blik gedachteloos, verwaaid, als in eenen nevel, over het landschap varen. Ai, hoe hamerde het hem in het hoofd! Bij eiken schok van 't wiel tegen de steenen, was het alsof hem gloeiende puntmessen in de hersenen priemden. Schimmen en spookgedaanten gleden onverpoosd voor zijn inwendig oog, in klimmende ijlkoorts. Hij zag ,den Ecce Homo uit het kerkportaal van zijn dorpken hem toegrijnzen, met zijne doornen kroon, purperen mantel en drukkelijk gezicht. 0 wee, in de strak staande wezenstrekken van den Man van smarte herkende hij zich zelven! Een eindelooze weemoed om de smart van zijn leven neep zijn hart hoe langer, hoe nauwer toe, perste tranen uit zijne oogen, kropte hem in de keel. Wa veur 'n leven, wa veur 'n leven, herhaalde hij gedurig halfluid, als in eenen droom.</p>
<p>• De muggen gonsden rond zijne ooren ; dat was hen] een ondragelijk geluid. Hij sloeg ze weg met den tip van een elzentakje; doch wat baatte het? Voor eene, die hij dood sloeg, kwamen er twintig terug.</p>
<p>En weer ging de klacht uit",- zacht— als 't geprazel van het kind in zijne wieg, de klacht, die als een echo was van gansch een leven van martelie.</p>
<p>Och Heere, och Heere, wa veur 'n leven, liever dend zijn!</p>
<p>Ach, ware Marie, zijne eerste vrouw, maar blijven leven, die goede! Waarom had de goede God haar zoo vroeg bij zich terug genomen?... De mensch, de mensch, wat doet hij soms, in enkele oogenblikken van onbezonnen drift, dingen die hij met jarenlange boete moet bezuren... Waarom met dat booze wijf hertrouwd, die</p>
</text>
|