Full text |
instellingen, zonder te gewagen van moeilijk te achterhalen materiaal als proef-
schriften, speelplaten, audio-visuele middelen enz. De aanzienlijke uitbreiding met
vakbekwame bibliografen van de diensten, - vooral van de Belgische Bibliografie
verantwoordelijk voor de onmiddellijke opname in haar publikatie van de Belgische
uitgaven, — dringt zich op, aangroei die evenwel niet mag plaats vinden ten koste
van de algemene catalogusafdelingen. De opslag van deze bijkomende publikaties,
meestal van bijzondere aard, - vaak van minder gehalte en ook minder door de lezers
gevraagd - alsmede het bijkomende werk van het tussenvoegen der steekkaarten in
de algemene catalogi, stellen problemen. Als nationale bibliotheek moet de K.B.
echter het experiment wagen ; het welslagen ervan kan haar slechts ten goede komen.
Hier zouden wij ook nog even kunnen verwijlen bij andere „nationale functies’"
die de K.B. reeds vervult of zou kunnen vervullen : 1. een gezamenlijk aankoopplan
voor speciale of dure werken, het opstellen van steekkaarten zowel voor buitenlandse
werken als voor Belgische in een centrale ; 2. de centrale catalogus ; 3. het inter-
bibliothecair leenverkeer ; 4. de gemeenschappelijke opleiding van wetenschappelijke
bibliothecarissen en assistenten, enz., waarover in een volgende paragraaf.
n n n
Niet zozeer als bewaarbibliotheek van de Belgische boekenproduktie, dan wel
als centraal documentatiecentrum voor wetenschappelijke literatuur, ziet de K.B. de
voornaamste problemen oprijzen. Zal de K.B. in de komende tien tot vijfentwintig-
jaar bij machte zijn de reusachtige uitbreiding, die het wetenschappelijk onderzoek
in België in versneld tempo doormaakt, op elk niveau en in alle domeinen van het
menselijk denken te volgen ? M.a.w. zal zij in de steeds maar stijgende lezersbehoeften
kunnen voorzien ?
Wij zullen deze vraag trachten te beantwoorden, niet zozeer vanuit het standpunt
van de leidingl, dan wel uit dat van de voorlichtingsbibliothecaris.
In een presentiebibliotheek — aan dit statuut moet de leiding zich strikt houden —
moeten allereerst de toekomstige leeszalen, vooral de algemene leeszaal, voldoende
plaats bieden om in een rustige aangename atmosfeer het boek te kunnen inzien.
Noch de actuele cijfers over het aantal ingeschreven lezers, noch het aantal bezoeken
dat ieder van die lezers aan de bibliotheek bracht, en evenmin het gemiddeld aantal
opgvraagde boeken per lezer, kunnen ons, zelfs niet aan de hand van gemiddelden
over een lange periode (de laatste tien jaren b.v.), duidelijke criteria aangeven voor
het aantal plaatsen, die toekomstige leeszalen moeten bieden. Bruikbare gegevens ont-
breken vooralsnog.
De faciliteiten om boeken in lezing te krijgen in 1953 waren onbeperkt, terwijl
er in 1961 om verschillende redenen (onvoldoende personeel, voorlopige en overbezette
lokalen) slechts zes maal boeken uitgereikt worden, en de lezer er na 16 uur geen
meer kan opvragen, hoewel de leeszaal tot 21 uur toegankelijk is. Wel groeide het
aantal ingeschreven lezers met „regelmatig” bibliotheekbezoek gedurende vier gelijk-
waardige jaren (1958, 1959, I960, 1961) aan van 5.205 tot 6.200, wat een stijging
betekent van 20 pet., terwijl voor dezelfde jaren het bezoek van de „toevallige”
lezers, omwille van de beperkte mogelijkheden en gebrek aan service, aangroeide van
2.825 tot 6.818 eenheden.
1 Het standpunt van de leiding wordt weergegeven o.m. in :
H. Lik bark.s . De Koninklijke Bibliotheek van België na 125 jaar, in Bibliotheekleven, 47,.
1962 nr. 9, blz. 514-520 (zie ook : Bibliotheekleven 46, 1961, blz. 499-507).
Wat de bouw van de Albert-I Bibliotheek betreft :
H. Liebaers, in Bulletin de VUnesco à l’intention des bibliothécaires, I960, blz. 283-289.
104 |