Full text |
de omvang van deze rechtstreeks voor de lezer ter beschikking gestelde handbiblio
theek. Zo deze leeszalen later te klein blijken, én voor de lezers én voor de boeken,
moet een oplossing gevonden worden die zeker met in het nadeel van deze laatste
uitvalt. Het verblijf van lezers, zelfs van professoren in deze leeszalen moet worden
ingekort derwijze dat het minder intellectueel overschrijvingswerk kan worden ver-
vangen door het leveren van fotocopieën. Het volledig bijhouden van het naslag-
apparaat en de dagelijkse materiële controle vormen dan de voornaamste taak van
het voorlichtingspersoneel. Een strenger nazicht op deze boeken bij de uitgang is
alsdan, zoals in de Amerikaanse „magazijn-leeszalen” geboden.
Het systeem van een „werkzaal voor professoren en vorsers” kan onmogelijk wor-
den volgehouden. Terwijl, in theorie, de K.B. geen discriminatiepolitiek t.o.v. haar
lezerspubliek mag aannemen, is dit een dwingende noodzaak in een universiteits-
bibliotheek. Zelfs wanneer een toekomstige professorenzaal honderd plaatsen kan
bieden (de z.g. werkzaal in de oude K.B. telde er 66 — de voorlopige werkzaal in de
Albert-I Bibliotheek telt er 45), is die thans (1962.) reeds meer dan overbevolkt
circa 225 regelmatige lezers), en de machtige ontplooiing van het wetenschappelijk
onderzoek in de toekomst (aan de Universiteit te Leuven b.v. steeg het aantal profes-
soren op tien jaar tijds van 450 tot 780) kan moeilijk het behoud en de goede
werking van een degelijke professorenzaal waarborgen. De enige oplossing van dit
moeilijk vraagstuk ligt in de afschaffing van de z.g. werkzaal, met als compensatie voor
de verworven privilegiën een minstens evenwaardige behandeling in de algemene lees-
zaal mits enkele kleine voorrechten als b.v. het wegbergen van de documentatie. Deze
oplossing maakt niet alleen een efficiënte organisatie van de leeszalen voor gans het
Belgisch wetenschappelijk publiek mogelijk, maar schakelt ook de druk en de ongelijke
behandeling van de toekomstige werkzaalgebruikers uit, en geeft de algemene lezer
rechtstreeks toegang tot een belangrijke groep naslagwerken. ,
Veel voorbereidende studie vergt ook de schikking van de 60.000 naslagwerken over
de leeszalen, cataloguszaai en speciale zaal voor bibliografieën, des te meer daar zij
rechtstreeks, vrij toegankelijk moeten zijn én voor het voorlichtingspersoneel van de
cataloguszaal, én voor de lezers die, gezien de massatoevloed meer en meer op zichzelf
zullen aangewezen zijn, en tenslotte voor de bibliothecarissen zelf, belast met het
verwerven en het catalogiseren der nieuwe aanwinsten (volstrekt open-kastsysteem).
Zo de hierboven opgesomde materiële problemen (aantal plaatsen, structuur van
de leeszalen, aantal en schikking der naslagwerken), voor een oplossing vatbaar zijn,
blijft evenwel het vraagstuk van de toekomstige personeelsvoorziening voor de be-
diening van deze leeszalen (bibliothecarissen, assistenten en technisch personeel), die
dan toch het hart van de bibliotheek vormen, het moeilijkst. Zonder te gewagen van
het wetenschappelijk personeel, wiens taak het is de algehele leiding van dat geheel
daadwerkelijk te verzekeren, ligt wel de hele last van het bibliotheekbezoek op de
schouders van de bibliotheekassistenten, die door hun persoonlijke vorming en gedegen
beroepskennis de goede gang van zaken en ook het prestige van de bibliotheekdiensten,
moeten waarborgen.
Het thans aanwezige assistentenpersoneel (midden 1962), dat ingevolge personeels-
wijzigingen tot het strikte minimum — en nog minder — is herleid, en derhalve het
dagelijkse volume van werk niet kan bijhouden, dient voor de volgende tien jaren
zeker verzesvoudigd. Beloftevolle jongeren met tal van hoedanigheden moeten worden
aangetrokken. Vermelden wij enkele van de vereiste hoedanigheden : een goede ge-
zondheid : ter beschikking staan van het publiek gebeurt niet zittend ; mogelijkheid
in ploegverband afwisselend ’s morgens en ’s avonds en ook ’s zaterdags te kunnen
werken ; zeer brede algemene vorming : Grieks-Latijnse humaniora ; een ontwikke-
lingsgraad overeenstemmend met die van de volledige humaniora en voldoende kennis
106 |