Full text |
DE
Eve TETE
ermee
|
De academie gaf o.m. van hem uit de
met aanteekeningen voorziene drukken
van Madelehijs’Kintsheit, Middelned. ge-
dichten, Jehan Froissart's Cornicke van
Vlaanderen, Ypre jeghen Poperinghe,
Bouc van der Audiencie.
De Hollandsche Kritiek over
Ee 5
e
Dat er ook geestelijk tusschen Holland
en Vlaanderen nog een grens loopt, het
kon deze laatste jaren weer ondervonden
worden aan de verschillende wijze, waar-
op het werk van den jongen Wies Moens
in beide landen ontvangen werd. Werd hij
in zijn vaderland spoedig beroemd (hij was
het eigenlijk reeds vóor de uitgave van zijn
eerste gedichten), in Holland liet de lite-
raire waardeering lang op zich wachten.
Zeker waren daar zuiver stoffelijke rede-
nen toe ; boekhandelsorganisatie, valuta-
verschil van de geboden koopwaar enz.
maar toch ook wel ideële, en daarom is
het Zoo verheugend dat thans ook in het
Noorden het biezondere talent van Wies
Moens begint gewaardeerd te worden. In
den « Gulden Winckel» van 15 Maart
schrijft Roel Houwink bij het door Pieter
de Mets geteekende portret o.a. het vol-
gende :
_« Tusschen Moens en Van de Woestijne
liggen, onder meer, vier jaren oorlog. Met
andere woorden : Wij moeten het voor-
\ooplg opgeven lijnen te trekken van pl.
m. 1900 naar dezen tijd toe, ten minste in
Vlaanderen.…
(Wies Moens) schreeuwde niet, als
menige Duitsche dichter, den rooden kreet
van schemerend bewustzijn zijn stem
bleef mild en lichtend: iets klonk daar-
achter van den liefderijken profeet: zijn
woorden bleven gul en rond, brokkelden
nooit tot asthmatische stooten. De men-
schelijke waarde in haar absolute schakee-
Ingen is van bijna elk zijner gedichten
het Zingende middelpunt. d
Ke Soa ae Bien Zijn vers versmaadt
Ee ee a geliefde niet. Zijn ero-
dn leven, onvermengd met
de Isbaar en geperverteerde hun-
en deg ee
ij helaas b Ee Ee ie
SE ' Ë ezit. WMmermans
: JE pittoresker, zoo ge wilt, zijn Pallie-
Wiener een pilenspiegel zijn ; van
erwacht ik die renaissance
5 Snopmerkelijk ook. E
a en BSE document
osa Luxemb ee 5 En die van
Zee
SIzen, rijper voorzeker
zal
omdat
166
en extatischer, buigen bijna open van
zwellende, harmonische gedragenheid,
die, als de stilte van den storm, een plot-
selingen sprong noodzakelijk schijnt voor-
af te gaan. Ik meen geen tijdelijke, uit ver-
moeidheid geworden inzinking — men
ziet nu eenmaalongaarne gebroken inspan-
ningen — (andersschreef ik « val °), zelfs
geen kernverandering, maar een uittocht,
koener en onvervaarder, naar de vele vlak-
ten des levens, een vlucht ook over de
hoogste toppen, kortom: een roekelooze
ruimte-zwaal ”.
Uit « Opgangen ” haalt R. H. vers XXI
aan (Dag wil niet van ons scheiden) en
merkt daarbij op :
« De rhytmische en plastische subtili-
teiten van dit vers, niet als het schoonste
gekozen, zijn zoo puur en sober dat ge aan
de Primitieven denken mooset. Wonder-
lijk vloeien de beelden in elkaar over; ge-
voels- en visueele indrukken verwarren
zich tot een donker-zachte verhevenheid,
het rythm- rt argeloos zijn schuchtere
dansen; in en beweging vangen elkan-
der de uitstroomende zinnen. Doch de
magie van deze vier strophen is hun ver-
zonken ontroering, gelijk een middel-
eeuwsch geestelijk lied. Meen niet dat ik
u onverantwoordelijke vergelijkingen op-
dring tot meerder eere van dezen dichter.
Goede wijn… nietwaar? Het tertium com-
parationis beoogt slechts: rekenschap af
te leggen van verloren gewaande senti-
menten; ik kan volstaan in dit verband
met één naam: Jan van Ruusbroec. Zijn
vleesch noch zijn geest zijn verdord, in
Vlaanderen !
Meer gereserveerd is H.M. in «De Gids”
van deze maand. Hij vindt het rhythme
te vaag. Na een algemeen gehouden inlei-
ding schrijft hij evenwel :
_ « De onderstroom van zijn geheele werk
Is een zich voortdurend, één-en-ondeel-
baar verbenden gevoelen met de goddelijk-
heid aller dingen, een wijdomspannende,
pantheïstisch-gemeenzame saamhoorig-
heid met het heelal. Alles deint op den
goddelijken adem, alles ademt zelve god-
delijkheid. Zoo liggen de symbolen voor
5 bewegingen en vormen zijner ziel, die
de ziel van het al is, onbegrensd en voor
de hand te grijp. Want ieder dine is
spiegelbeeld van God, is zelve God. Hij
behoeft niet te schiften, niet te keuren,
niet samen te kneden, niet te dichten zelfs.
Daardoor heeft zijn werk voor hen, die
en geserreerden vorm en de gebonden
vrijheid eeren, het anarchistische van den
vrijbuiter; het plunderende van den kos-
mischen avonturier. Doch zoo ge het witte |