Full text |
Wij moeten een weloverwogen gebruik maken van de uitstalramen en de toonkasten.
Een bibliotheek die over geen uitstalraam beschikt die op de straat uitgeeft, zou toch
ten minste een toonkast moeten bezitten in het uitleenlokaal. Het spreekt vanzelf dat
wij in de uitstalramen en de toonkasten alleen de aandacht vestigen op goede lectuur.
We moeten daarbij een gedeelte van de ruimte voorbehouden voor werk van Vlaamse
auteurs en voor vormende lectuur. . \ . i -
We kunnen, op een keurig en verzorgd bordje, dat wij op- een goed zichtbare plaats
in het uitleenlokaal hangen, om de week de aandacht vestigen op een merkwaardig boek
uit het eigen fonds. Het moet niet noodzakelijk een nieuw werk zijn. Het is zelfs beter
dat we een interessant boek kiezen dat enigszins in de vergeethoek geraakt is, maar dat
toch nog alle belangstelling verdient. Op die manier maken we overigens een nuttig
gebruik van de rijkdom van ons boekenbezit. Ik weet uit ervaring dat dit initiatief goede
vruchten afwerpt. Men zal zich soms verbazen over het groot aantal lezers dat de
aangeprezen boeken op hun verlanglijstje zal zetten.
Belangrijke manifestaties, zowel op cultureel als op sociaal gebied, kunnen te gepasten
tijde aanleiding geven om bepaalde werken uit het boekenfonds in het licht van de
schijnwerper te plaatsen. In dezelfde geest is het mogelijk aanknopingspunten te zoeken
in verband met eventuele toneelopvoeringen en filmvoorstellingen in de buurt van de
bibliotheek. We kunnen zelfs gebruik maken van de televisie-uitzendingen. Vooral met
betrekking tot de filmvoorstellingen moeten we evenwel voorzichtig zijn, omdat de
belangstelling van de lezer meestal slechts uitgaat naar de „story , zonder rekening te
houden met de mogelijk waardeloze inhoud van het boek. Het persoonlijk inzicht en de
goede smaak van de bibliothecaris komt hier natuurlijk te pas.
3 We kunnen het romanfonds indelen volgens kernen van belangstelling : oorlogs-
romans, doktersromans, familieromans, historische romans, enz. Hoe verleidelijk deze
werkwijze op het eerste gezicht ook schijnt, er is tevens een groot gevaar aan verbonden.
Het is namelijk niet uitgesloten dat wij de belangstelling van de lezer definitief eenzijdig
richten en dat hij zich afkeert van ieder ander genre. Indien we dus moeilijk kunnen
aanraden deze werkwijze systematisch en integraal toe te passen, toch achten we de
grondgedachte wel bruikbaar. Ik wil dit verduidelijken met een voorbeeld. Een sociaal-
voelend lezer geeft op een bepaald ogenblik uiting aan zijn bewondering voor het boek
De vreemde vrucht van Liban Smith. Hij wenst meer te weten over het negervraagstuk.
Wij laten hem kennis maken met werken van schrijvers zoals Ann Petry (De straat),
Howard Fast (Begeerte heeft ons aangeraakt), Richard Wright (Negerjongen en Zoon
van Amerika) en Sinclair Lewis (Ja, ik ben een neger). We geven hem ook een ouder
werk mee van Scott Nearing (Vrij geboren), kwestie van ook het oudere boekenfonds
renderend te maken. We stellen hem in de gelegenheid te zien hoe het negervraagstuk
zich stelt in Afrika, door hem boeken toe te vertrouwen van Alan Paton (Tranen over
Johannesburg en De ijzeren wet), Robert Ruark (Iets van waarde), Gérard 'Walschap
(Oproer in Congo) en Piet van Aken (De nikkers). Uiteindelijk vestigen wij zijn aan-
dacht op vormende werken zoals Het volk dat in de duisternis wandelt van Jan Schulte
Nordholt, Zwarte kracht van Richard Wright en De terugkeer van de Mondo-M.ogo van
Giselher Wirsing. De lijst van werken over dit onderwerp is daarmee niet uitgeput,
maar de lezer zal wel verzadigd zijn en bovendien wensen wij voorlopig zijn belang-
stelling op een ander onderwerp te richten. Wij kunnen nu op dezelfde manier te werk
gaan met andere thema’s, zoals het vaderthema, het moederthema, enz.
Vermits het detailonderzoek voorbehouden wordt voor de besprekingen in de be-
perkte discussie-groepen, zal ik mijn inleiding hier sluiten.
J. WlLLEMSE
Gemeentelijke Openbare Bibliotheken
Deurne
155 |