Full text |
J. E. Rabe, de oude bewonderaar van
het oorspronkelijke volksleven, heeft oog
en oor gehad voor het Jan-Klaasenspel
van Hamburg. Drie boekjes getuigen
van zijn belangstelling. „Sünd ji all
dor?“, alte Kasperschwânke, gevolgd
door „Vivat Putschenelle !“ en „Kasper
to Hus“. Een volledige studie „Kasper
Putschenelle" gewijd aan het oud-Ham-
burgsch poppenspel had deze schrijver
reeds vroeger in het licht gezonden.
Voor de liefhebbers van het oude
poesjenellenspel zullen de drie Quick-
bornboekjes welkom zijn. De woord-
verklaring, voor Hoogduitschers nood-
zakelijk, kan voor ons meestal overbo-
dig worden geoordeeld.' L. B.
H. COOPMAN THzn : PROZA-
SPEELDING. Antwerpen, J. L. Jans-
sens en zonen.
H. Coopman is de schrijver van vreese-
lijk lange artikels en verbazend kleine
boekjes. Maar hij is steeds een zeer
sympathieke verschijning...
Als tooneelschrijver mag hij lauweren
en soms distels ontvangen, als schrijver
van kleine boekjes is hij een toonbeeld
van bescheidenheid, die, met wat ironie
en wat wijsheid gewapend, schrijft
omdat het schrijven hem soms een
behoefte is. Hij schreef immers „’t
Baraksken van de glorie" ? Een bladzijde
die hetreeds loont dit „Proza-Speelding"
te bezitten.
„Proza-Speelding" sluit zich aan bij
„Geen Novellen", „Studies en Losse
Bladen", „Edmond Roeland en Piet van
Assche", enz. L. B.
ANTOON THIRY : DE DROO-
MER. Amsterdam, Mij. voor goede
en goedkoope Lectuur.
Antoon Thiry schrijft onverdroten en
met opgewektheid voort. Het leven
was hem niet zonder avontuur! Van
den rustigen tijd toen hij, in samenwer-
king met Félix Timmermans, „Begijn-
hofsproken" schreef tot nu ligt een
afstand en, al bleef hij zichzelf getrouw,
men kan in zijn werk een evolutie en
een rijpen volgen.
Voor Thiry en voor Timmermans was
de invloed van Eug. de Molder en
Cam. Lemonnier zeker niet te onder-
schatten. Thiry heeft zijn oude meesters
dankbaar gehuldigd door keurige ver-
talingen van hun werk, maar in zijn
jongste werk heeft de persoonlijkheid
van den schrijver van „Het schoone
jaar van Carolus" en „Pauwke s Vage-
vuur" veel aan zelfstandigheid gewon-
nen.
Hij schreef het leven van een droomer,
van een zwakkeling die niet tegen de
werkelijkheid bestand blijkt te zijn en
ondergaat in waanzin. Het oude Lier
heeft Thiry nogmaals tot midden
gekozen. Zijn stijl is verzorgd en niet
overladen. Antoon Thiry bewijst eens
te meer dat hij een van de jong- Vlaam-
sche auteurs is, die het meest in hun
mars hebben. L. B.
DOP BLES : PARIJSCHE VER-
ZEN. Bussum, C. A. J. van Dishoeck.
Deze verzen van den voortreffe-
lijken Hollandschen dichter en letter-
kundige Dop Bles dateeren van tijdens
zijn verblijf in de Fransche hoofdstad.
De schrijver, die onder zoo menig
pseudoniem schuil ging en waarvan
werk in menig tijdschrift te vinden is,
liet pas veel later in „De Gids", „De
Stem" e. a. zijn bezonken indrukken en
wrange ervaringen verschijnen. Deze
innige, menschelijke ontroeringen stegen
op uit het volle leven.
J. Laforgue en L. Deubel schenen ons
wel de geestelijke broeders van Dop
Bles, want ook hij is een door het leven
geteekende...
De „Parijsche Verzen" behooren tot
het allerbeste dat Hollandsche dichters
in de laatste jaren lieten verschijnen, het
is geen rijmen van een dichterlijke
natuur maar de grievende stem van een
gekneusde menschenziel. L. B.
H. VAN OFFEL : LES DEUX
INGÉNUS. Paris, Bernard Grasset.
De Antwerpenaar H. van Offel die in
1905 met „Une armée de Pauvres"
debuteerde heeft heel wat gewonnen aan
handigheid. Hij bezat een fraaie verbeel-
ding en een eigenaardigen kijk op het
111
|