| Full text |
Naar aanleiding van lasterlijke geruchten, in onze Stad aangaande den
dienst van Bevoorrading verspreid, stelde Raadsheer P. Baelde, in zitting
van den Gemeenteraad van 21 Februari, de volgende vraag :
„ Er zijn allerlei geruchten in omloop, aangaande onregelmatigheden en oneerlijkheden, die
„zouden voorgekomen zijn in den dienst van Bevoorrading van de Stad, en van het Plaatselijk
„ Comiteit voor Voeding. Er wordt zelfs gezegd dat bedienden daarvoor zouden afgesteld zijn, en dat
„ men de zaak zou willen geheim houden.
„Misbruiken kunnen, nu vooral, niet streng genoeg bestraft worden; doch laster is nu ook
„hatelijker dan ooit, en geheim houden zou niet passen. Daarom verzoek ik het College, waarin ik
„volle vertrouwen stel, de zaak te willen toelichten, en er volledigen en afdoenden uitleg over te
„geven.
De Heer Burgemeester antwoordde hierop :
„Ik ben mijn geachten Collega dankbaar, dat hij mij in de gelegenheid stelt, namens het College
„van Burgemeester en Schepenen te antwoorden, dat de geruchten, waarover hij spreekt, van allen
grond ontbloot, en dus schandelijk zijn en lasterlijk. Er wordt inderdaad gezegd dat er in deze
„laatste dagen beambten zijn afgesteld, en verscheidene namen worden genoemd. Dit alles berust
„louter op logen. Er is in deze omstandigheden geen enkel stadsbeambte afgesteld, en er is niet
„de kleinste reden geweest om tegen welken stadsbeambte ook, voor feiten van oneerlijkheid in de
„bevoorrading, op te treden. Het is echter een treurig feit te moeten vaststellen, dat in die ge-
„ruchten juist personen gemengd worden, die al hun werkkracht en hun toewijding aan de Stad
„ hebben verleend.
„Ik herhaal dus nog eens met den meesten aandrang mijne logenstraffing, en besluit met een
„beroep te doen op den gezonden zin onzer bevolking, opdat zij zich onthouden zou van het plegen
„ van een slechte daad, door het voortverspreiden van lasterlijke geruchten waarop ik doelde. Zij
„moet vertrouwen hebben in ons Bestuur dat, sedert de oorlog uitbrak, maar een doel heeft gehad,
„namelijk onze bevolking door alle middelen te helpen.
„Ik heb overigens niet gewacht om streng op te treden: het zal misschien heilzaam inwerken
„ op zekere lasteraars, wanneer ik mededeel, dat er reeds verscheidene processen-verbaal zijn opgesteld
„en aan het Parket overgemaakt.
De Raad drukt, bij eenparigheid, den wensch uit dat de vraag van den heer Baelde en het antwoord
des Burgemeesters bij wijze van plakbrief aan de bevolking zouden kenbaar gemaakt worden, en ver¬
zoekt verder het College te willen beraadslagen over het neerleggen van eene klacht bij het Parket,
tegen zekere opkoopers van goederen die, als echte warenwoekeraars, de prijzen van levensmiddelen
doen stijgen en aldus laakbare en strafbare daden plegen.
Gedaan te Antwerpen den 23» Februari 1916.
NAMENS HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN SCHEPENEN:
Bij verordening: De Secretaris,
H. MELIS.
De Burgemeester,
JAN DE VOS.
502bis. Ar. Id. 250. 3.16. — Gust Janssens, Stadsdrukker, Kerkstaat, 13.
|
