Full text |
Daarom heeft de Regering het als haar plicht beschouwd doelmatige instrumenten in
het leven te roepen voor de zelfstandige ontwikkeling van die culturen. De Staat neemt
immers zelf de leiding waar van belangrijke instrumenten van culturele vooruitgang :
wetenschappelijke en academische instituten, scholen, openbare lichamen voor radio en
televisie, musea, bibliotheken, orkesten, theaters, cultuurhuizen, commissariaten
voor toerisme, om niet eens te spreken van de kredieten die tot aanmoediging van de kunst
worden besteed, of van de openbare domeinen die in het bijzonder voor de vrije , tijds-
besteding worden ter beschikking gesteld.
U bemerkt het, de bibliotheken zijn hier op hoog plàn ingeschakeld. Zou ons geweten
eindelijk ontwaken ? En daagt het eindelijk in onze verbeelding ? Wie wenst de verant-
woordelijkheid te dragen- thans nogmaals de kans te verwaarlozen op hoog plan het
bibliotheekwezen te organiseren, te structureren buiten het gewoon, courant lectuur-
probleem om met eerbiediging van de wet van 1921, die wat deze zelf betreft, in haar
uitwerking niet geremd moet worden ? Het weze duidelijk gezegd.
Wij weten hoe cinema te bezoeken, radio te beluisteren, misschien televisie te zien,
misschien reeds nu pockets te kopen, maar wij weten niet hoe het hoekenverkeer in ons
land te stimuleren, voor moderne methoden rendabel te maken. Wij weten niet HOE
tussen centenblad en te veel universele en vakencyclopaediën, die zich systematiseren of
permanent worden, periodieken leven, excerpta borrelen, tijdschriftinhouden gereper-
torieerd en geanalyseerd worden, tijdschrift-titelpagina’s een simultaan schaakspel be-
drijven, b.v. in Contents in advance.
Wij, Belgen, ignoreren — wel wat loom sedert geslachten — de werkelijke interme-
diaires, de bases vast dat geestelijk verkeer des dagelijksen levens, in de leeszaal, dé
informatiedienst, het leeszaalgebouw, kenmerk van de Openbare Bibliotheek. Wie overi-
gens verneemt in ons land iets van de Telex-mogelijkheden ?
In stee van dè Leeszaal als dagelijkse medicijn 9 om er te zitten, of om haar bemid-
delend te laten optreden onder gelijken, hogeren of lageren, — is de bibliotheek voor
de Belgische verbeelding veelal nog steeds een goedmoedig romantisch wondertje waar
men ev. met pakken boeken buitengaat, waarvan het aantal items dan kan gelden om
de statistiekcijfers hogere ronding te geven. Er valt met meer nuchterheid te organiseren
en ook knappe technisch geschoolde en daarnaar betaalde- manschap aan te voeren, wier
armen reiken naar de lager gelegen, naar de hoger gelegen distributie-apparaten.
De lectuur leren bedrijven als een vrije tijdsbezigheid alleen, is een gruwelijke
fout bedrijven. Haar zien in functie alleen van de school is eveneens zonde plegen, want
de jeugd moet in de bibliotheek gebracht worden — wij herhalen het niet meer9- want
het boek moet naar de studie' in hoofdzaak in zijn frag-
menten aanvàa'rd, verbruikt worden, in een contact van
m i n u t en, in een contact van levenslang. En daartoe dient: d e.
leeszaal, het lectuurcentrum met zijn veelheid van associaties de kans
te bieden. Het enige gedrukte document toch is niets absoluuts. De fantasmagorie
van het gesloten volumen moet ontluisterd worden. Het is de algemeen, universeel
georiënteerde en gestoffeerde bibliotheek van nog iets meer dan ‘Thonnête homme,, die
in haar analyses in voorraad de relatieve synthese van één feit aanbiedt.
Het is dan ook niet een simpel lectuurprobleem alleen, dat ons samenbracht, Dames
en Heren, — dat is een taak voor de volksopvoeding. De volksopvoeding is ev. een tak
van ons bedrijf, maar wij zijn geen fractie van haar. Wij omvatten veel meer. Het gaat
ook niet enkel om een programma, noch om een bepaalde discipline ; het gaat niet enkel
om een paraatstelling met woorden, het gaat om een potentiële organisatie, van een groot
bedrijf met vele huizen. Het gaat noch min noch meer om geld, om koppen, om armen,
om ruimten, om uitrustingen in gesloten verband, alles berekend, nuchter en doordacht,
op één doel : de toekomst van de hele ondeelbare bevolking.
45 |