Full text |
Drie landen kwamen voor onderzoek in aanmerking :
In de eerste plaats natuurlijk Denemarken. De deelnemers raken niet uitgepraat over
deze studiereis, en de heer Martijn (assistent-dienstleider bij. de Stedelijke Bibliotheken
te Antwerpen), was onmiddellijk bereid zijn indrukken over het Deense bibliotheekwezen
aan het Congres mede te delen.
Tweede reisdoel : Polen. Hier lokte ons het onbekende en was het de heer Torfs
(hoofdbibliothecaris te Mechelen) die een korte „Rundschau” zou maken. De heer
Torfs vertegenwoordigde onze Vereniging op het Ifla-congres 1959 dat doorging te
Warschau. Al restte de heer Torfs ook niet zo erg veel tijd voor een intensieve kennis-
making met het Poolse bibliotheekwezen toch slaagde hij er in door persoonlijke ge-
sprekken en een aantal bezoeken zich een duidelijk beeld te vormen van de Poolse
toestanden.
Het verlof voerde de heer Schmook dit jaar naar Tsjecho-Slowakije, en haast vanzelf-
sprekend profiteerde hij van zijn vakantie om tijdens zijn „vrije uurtjes” ook in de
bibliotheken „achter het ijzeren gordijn” rond te neuzen.
Zoals kan worden vastgesteld was er dus geen gebrek aan stof !
De heer Torfs wees vooreerst op de extreme toestand van Polen bij het einde van
de oorlog. Grote landsgedeelten gingen na de zeer moeilijke oorlogsjaren over in Rus-
sische handen, terwijl sommige gebieden van Oost-Duitsland terug aan Polen kwamen.
Deze terreinverschuivingen lieten natuurlijk sporen na op bibliotheekgebied. In de
vooroorlogse periode bestonden in Polen slechts zéér weinig openbare bibliotheken en
enkel de Nationale Bibliotheek te Warschau en de Bibliotheek te Krakau genoten
bekendheid.
Op het platteland, waar vóór de oorlog het analfabetisme practisch algemeen was,
bleef nog alles te doen !
Polen werd tijdens de oorlog grondig verwoest. Van Warschau bleef niet eens de
helft over. In de Nationale Bibliotheek restte slechts 12 % van het boekenbezit, het
overige verzeilde in Duitsland. Er diende dus te worden gestart met zeer weinig mid-
delen. In 1946 trof de regering een besluit met de bedoeling drie bibliotheeknetten op
te richten . 1. de openbare bibliotheken I 2. wetenschappelijke bibliotheken en 3. de
schoolbibliotheken (deze schoolbibliotheken hebben bitter weinig samenwerking met de
andere bibliotheken). Voor de organisatie van de openbare bibliotheken werden een soort
centrale bibliotheken opgericht die echter geweldig uitgestrekte gebieden moeten be-
strijken. Deze centrale bibliotheken kregen tevens een instructieve rol toegewezen, zij
gelastten zich met het oprichten van bibliotheken, en uitleenposten in gemeenten, dorpen
en huizencomplexen. Er wordt gestreefd naar een grote decentralisatie. De beschikbare
middelen zijn nochtans zeer beperkt. Zulks heeft voor onmiddellijk gevolg dat de
opgerichte bibliotheken niet altijd even verzorgd zijn, de boekenkeus is momenteel nog
heel povertjes en er wordt weinig af gevoerd. Aan deze centrales zijn inspecteurs gehecht
die zich er niet mee tevreden stellen de opgerichte bibliotheken te inspecteren, maar die
in elke bibliotheek enkele dagen actief aan het bibliotheekwerk deelnemen, teneinde de
zaken zoveel mogelijk te regelen, richtlijnen voor het maken van catalogi verstrekken
en dies meer. De inspecteurs zijn elke maand 12-15 dagen op reis. Ook het overige
personeel wordt in vele gevallen als schietspoel gebruikt en wordt ingeschakeld waar
het nodig blijkt. De bibliotheken zijn sterk ideologisch gericht en voeren een intense
propaganda voor zelfstudie. In de bibliotheken worden boekjes aangeschaft waarvan de
woorden van de teksten in lettergrepen worden gesplitst, dit alles in verband met de
strijd tegen het analfabetisme. Grote nadruk wordt gelegd op het leeszaalbezoek, weten-
schappelijk werk wordt practisch niet uitgeleend. Ook vele filialen bezitten een lees-
zaaltje. Behoudens enkele jeugdafdelingen wordt nergens het open-kast systeem toege-
56 |