Full text |
<?xml version="1.0" encoding="UTF-8"?>
<text>
<p>Foei, foei, Liza, u met zulk gemeen gespuis in te laten; God weet uit wat voor nest dat goedje komt gekropen. _ .</p>
<p>Hoe ras ook dit alles in zijn werk ging, toch was de dankbare blik der beide kinderen, zij hadden alles afgehoord, Lizatje niet ontsnapt. • '</p>
<p>Kinderen denken meer na, met hun klein verstand, dan de ouderen meenen. Den heelen avond deed het meisje niets dan mijmeren om de woorden van daar straks : foei, foei, u met zulk gemeen gespuis te doen maken.</p>
<p>is men gemeen enkel omdat men arm is en versleten kleederen draagt? En als moeder er nu geen andere heeft, en gij half naakt in de sneeuw moet ploeteren, is daarom eene barsche heerenmeid, en andere Wannen, gemachtigd u daarbij nog te verachten en te beschimpen? Niet langer dan van morgen, in de les van Catechismus, bij de Zusters, had Masceur geleerd : dat alle menschen gelijk zijn in de oogen van God, dat arm en rijk woorden zonder zin zijn bij Hem, en dat er onder een blauwen kiel een hart schuilt, dat even goed kan breken van verdriet, en eene maag, die even goed kan toenijpen van den honger, als onder een vellen mantel... .Wie van beiden had gelijk nu: Masceur met haar zalvend lesken of Wanne, met het barsche :</p>
<p>dat gemene volk! En later, wanneer het kind, tusschen de warme dekens van zijn beddeken, alleen lag in de duisternis, hief zij het reine hart omhoog, daar waar een Alziende Oog de diepste diepten doorpeilt. 0 brave Sint Niklaas, bad Liza met gevouwen</p>
<p>handjes, gij die alles weet en alles kunt, als gij, van nacht, uwe ronde maakt door Eekloo, neem dan het beste uit mijne mand en leg het in die der arme dutsen uit de Vuilblikstraat...</p>
<p>Welnu, goede man? vroeg onze Lieve Vrouw aan Sint Niklaas.</p>
</text>
|