Full text |
<?xml version="1.0" encoding="UTF-8"?>
<text>
<p>MARIA. Wij beiden weten het best hoe edel hoe menschlievend zijn hart is, hoeveel schoone daden hij in zijnen levensloop verricht. THEODOOR. En ik zelf, ben ik hem niet alles verschuldigd? Indien moeder De Bohra mij als eene oprechte moeder verzorgd en gekweekt heeft, mag ik ook hem, den weldoener mijns levens, mijnen tweeden vader noemen. MARIA. Ik heb hem meermalen hooren zeggen, dat hij u als een zoon lief heeft. THEODOOR. Ook legt mij de dankbaarheid eenen plicht op. Bij de eerste werkerstneeting welke zal plaats grijpen, wil ik er mij naar toe begeven. Ik weet dat men gisteren niet alleen onze fabri, k maar zelfs den persoon uws vaders in deze vergadering heeft aangeraad. In dergelijk geval zal ik het woord vragemde aanvallers bekampen en hunne beweringen leug,enstraffen ! MARIA (angstig). Denkt gij er aan, Theodoor, uin dergelijke v( rgad,ring begeven, u blootstellen !... Maar de aanleiders dier meetingen zouden Uwe bestrijding niet dulden; zij zouden u onmeedogend overrompelen en mishandelen. En, moest er u een ongeluk overkomen. zie, het is misschien slecht dat ik dit zeg, maar veinzen kan ik niet het zou de hardste blag zijn. dien ik in mijn leven zou ontvangen hebben. Tnzonoon (ontsteld). Gij, mejufvrouw, gij stelt zoo vol • belang in mij ? 0 ! zeg mij dit niet ; gij zoudt mij misschien wel ongelukkig maken, Ik moet slechts voor u een gewone bediende zijn, die komt en heengaat, verschijnt en verdwijnt, zonder dat gij er meer acht moet op slaan dan op al de overige beambten der fabriek. Wat meer is, ik ben slechts een vondeling, zonder naam, zonder familie, zonder</p>
</text>
|