Full text |
<?xml version="1.0" encoding="UTF-8"?>
<text>
<p>en het was gewis voor haar dat hij zoo onverzocht de kamer binnentrad.</p>
<p>STARING (als door eene gedachte getroffen). Stephanie!! (zich plotselings herstellende en tot Theodoor gaande.) Mijnheer, wat zijt gij hier komen doen? Waarom kwaamt gij hier ongeroepen in mijne woning? • THEODOOR (kalm tot Stephanie). Mevrouw, ik bid er u om, zeg, als 't u belieft, aan uwen echigenoot waarq,m ik hier geroepen was.</p>
<p>– STEPHANIE (deftig). Ik ben gelukkig dit te mogen verklaren. Mijnheer heeft mij, van wege mijnen oom Kranshof, eenen brief met dit manifest gebracht (zij neemt het papier van de tafel en werpt het voor Starings voeten.) In dien brief meldde hij mij dat wij voortaan, ingezien de aanrandingen mijas mans, voor hem vreemdelingen waren. Dan heb ik mijnheer verzocht het antwoord op dezen voor mij Smartelijken brief te konen arhalen.— Ik wil mij vernederen voor mijnen oom, die steeds een weldoener voor ons was; ik wil de schuld, die hij- ons ten laste legt, met mijnen echtgenoot niet dragen ; dat zij op zijne schouders alleen wege, gelijk zij op zijn geweten moet drukken. Wij zijn doodarm, het ontbreekt ons aan alles ; (beweging van De Bohra en Theodoor) heden zelfs, hebben wij van den ganschen dag niet geiten, omdat gij, mijn echtgenoot, uwen tijd verspilt, in stede van het dagelijksch brood voor ons te winnen. Dit brood, dat ons door uwe onverschilligheid, uwe zorgeloosheid en vooral door uwen hoogmoed ontbreekt, ik zal het bij mijnen oom gaan vragen, en vermits ik geen tijd gehad heb om hem mijn smeekschrift te sturen, wil ik er aanstonds naar toe gaan (tot Theodoor.) zeg hem dus, Mijnheer Theodoor, dat de dochter van</p>
</text>
|