Full text |
<?xml version="1.0" encoding="UTF-8"?>
<text>
<p>van eene kooi met •vier geladen koolwagentjes en (te nedertaling van -eene andere met • vier ledige bewerkt. Hier staakt de machinist zijn gesprek en stopt terzelfder tijd zijne machine. Hein verwondert .ziCh .over de ontzachlijke lengte touw, die langs de eene zijde van het groote wiel opgewonden is, en vraagt of de mijn ,zoO (liep is als dat touw' lang: Het antwoord' luidt bevestigend en Hein voelt eene bange .siddering door: gansch zijn lichaam.</p>
<p>De Sirne is overigens een der diepste putten van het land ; hij daalt omtrent acht honderd meters onder den grond.</p>
<p>Daar mijnheer Fanchon wegblijft, geeft de machinist Hein den raad eens tot aan den put uit te zien, die de machine-kamer belendt. Daar zal hij 'dien heer zeer waarschijnlijk aantreffen. Hein. begeeft zich naar de aangeduide plaats en wordt door mijnheer den ingenieur als werker aangenomen, met heling dat hij toekomenden Maan(lag den arbeid zal beginnen.</p>
<p>Nu komt een mijnwerker met zwart gepekten hoed en een buitengewoon kort kieltje aangeloopen. Hij handig den ingenieur Fanchon eene davijlamp over, terwijl hij eene andere voor zich houdt. Beiden nemen plaats in eene ijzeren kooi, waarin zij zich op de hurken moeten nederzetten. Onmiddellijk daarna zetten de machines zich • in beweging en als bij tooverslag verdwijnt de kooi in den grond.</p>
<p>Claessens ziet over de omheining in den put ; een gapend donker hol van omtrent vier meters vierkant. Met gespannen oog achtervolgt hij de kooi, die dieper en dieper daalt, tot dat eindelijk zelfs de klaarte der lampen in den geheimnisvollen afgrond verdwijnt. Nog altijd vlucht de kabel snel naar beneden, tot dat aan het uiteinde van den tweeden kabel, die met de zelfde snelheid stijgt, eene andere kooi met geladene koolwagentjes schielijk voor het licht verschijnt. Hein is door dat schouwspel zoozeer ont-</p>
</text>
|