Full text |
<?xml version="1.0" encoding="UTF-8"?>
<text>
<p>ke grondlaag, die de werklieden boven het hoofd hebben, instorten, allen bleven verpletterd en voor eeuwig in den schoot der aarde begraven.</p>
<p>In weerwil dezer schrikwekkende gedachte is Hein ook welhaast aan het werk en vergeet gevaar en vrees. Onvermoeid schept hij kolen in de wagentjes, die, naar gelang der werkzaamheid, tot aan den mijnkoker vervoerd en vervolgens opgehaald worden.</p>
<p>Eensklaps weergalmt een donderende slag, die Hein Yan schrik doet opspringen.</p>
<p>• Wat is dat ? roept hij uit, terwijl hij angstig rondziet.</p>
<p>0 ! lacht Jan, liet is wel te zien, dat gij nog een nieuweling zijt : Schrik maar niet,. het is eene mijn, die men, in de nabijheid doet springen, om eene verbindingsgaanderij -te boren.</p>
<p>Aldus vervliegen dag aan dag, week aan week. Weldra is Hein den koolmijnarbei 1 g tiisch gewoon en daar hij merkelijk meer geld wint dan te Gent, heeft hij alle redenen zich in 'zijne niauwe woonplaats te verheugen. Zijne vrouw van haren kant is, door hare buitengewone zorgvuldigheid en oppassgn lheid, welhaast als de beste strijkster der streek gekend en krijgt werk in overvloed.</p>
<p>De kleine Jef en Wiesje willen -goe I vooruit. Is zusje wat lastig, dan wiegt Jefken haar met zooveel zelfvoldoening en fierheid, dat hij wel twintig malen aan moeder vraagt, of hij niet ree Is een groote jongen is. De goede vrouw heeft oneindig veel plezier in den kleinen guit en maakt hein telkens met welgevallen een komplimentje over zijne handigheid.</p>
<p>Voor moeder Claessens vervliegen de dagen al te ras ; zij heeft het altijd zoo druk. Ook wint zij een aardig stuvertje. Haar vertrouwen in den goeden dorpel van haar huisje schijnt hierdoor wel eenigszins gewettigd.</p>
</text>
|