Full text |
2ijn de Algemeene Beschouwingen, soms nog gevolgd door de aan-
wijzing van Enkele bizondere Leerstukken, van groote beteekenis.
Hier worden de leer en de denkbeelden van Hadewych beknopt
uiteengezet. Meer daarvan verwachten we te vinden in het tweede
deel, zonder hetwelk, naar in zijn Woord Vooraf de bewerker mee-
deelt, deze uitgaaf niet volledig is, en dat, naar hij hoopt, spoedig
volgen zal. Ik hoop dat niet alleen dat deel, maar ook de Brieven
van Hadewych met bekwame spoed door hem zullen worden her-
uitgegeven. Zijn verklaringen en vondsten betreffen een figuur en
een arbeid die in de geschiedenis van onze literatuur en ons geestes-
leven te lang schetsmatig en oppervlakkig werden aangeduid. De
waarde van Hadewych, als die van welk dichter ook, ligt niet in
de soort van haar denkbeelden en beelden. Iedere begijn kon ze met
haar deelen. Maar ze ligt in haar beleven en uitdrukken. Ze was een
groot menschekind, bovendien dichter en kunstenaar. Als zoodanig
moet ze erkend en verstaan worden. Dat tusschen twaalf- en dertien-
honderd nederlandsch proza als het hare geschreven werd, is voor
de belangen van de nederlandsche stam waardevoller dan de
omwenteling van Dertig.
Ik duid hiermee het gezichtspunt aan van waaruit ik wenschte dat
aan onze universiteiten — voor zoover onze letterkunde er nog
onderwezen wordt — deze oudste dichteres beschouwd mocht
worden.
Noord wij k-aan-Zee ALBERT VERWEY
April 1924
WILLEM LEVINUS PENNING
We reden van het dodenveld terug op die gure Maartse morgen.
Geen van drieën vond woord van uiting, ’n Kilte was binnen als
buiten : we hadden ’n lieve oude vriend te rust gelegd, onze Penning.
Tot de ogenbliks-droefenis week voor het weten, dat z’n lijden nu
geleden was, voor dankbaar besef van wat hij ons gelaten had :
z’n persoonlikheid eerst in ons erinneren, dan in tastbare vorm
als dichtwerk.
123 |