| Full text |
142 Over. de overtuiging van het verftand
1. Overtuiging door cigen ervaring en
govaarwording.
Ie Overtuigt uwe leerlingen door eigen erva«
ring, zoo dikwijls dit gefchieden kan: want gij
kunt dit op geene andere wijze zoo fpoedig en
zoo levendig doen; en hiertoe ís alleen noodig,
dat gij hen datgene, waarvan gij hen overtuigen
wilt, of met der daad aan hunne zinnen vertoont ,
of het welke gij hen herinnert, dat zij het wel
eens zelf ondervonden hebben. Bij voorbeeld:
‚> Voel eens, waar of de korenhalm fteviger is3
> in het midden tusfchen de leedjes, of nader
> bij dezelven ? Nader bij! Maar, waartoe liet
5, GOD leden aan de halmen groeijen?
>, Wanneer gaat gij vergenoegder uit de fchool
2» naar huiss als gij vlijtig geleerd hebt, of als
s> Bij onoplettend geweest zijt? Vlijt en naarftig=
„> heid verfchaffen u dus genoegen. *”
a. Draagt vooral zorg, om datgene, wat gij
u flechts verbeeldt, of wat gij voor waarheid
houdt, niet als eigen gewaarwording of ondere
Vinding aan te merken, en waarfchuwt uwe fcho«
lieren voor deze dwaling (*). Zelfs verdient
deze waarfchuwing niet alleen uwe. opvolging
omtrent hetgene, wat men ziet, maar-ook ten
aanzien van alle onze overige zintuigen, en zelfs
van ons inwendig, gevoel: want ook te dezen
aanzien kan het ligtelijk gebeuren , dat men
meent ,
|
C*) Het fchadelijke hiervan hebben wij op bladz. ra
in een voorbeeld aangetoond: waaruit men tevens kan
opmaken, tot welke dwaling men vervallen kan, wane
neer men niet zoo handelt, als KRISTOFFEL aldaar zich
voorname
? |
