Full text |
<?xml version="1.0" encoding="UTF-8"?>
<text>
<p>GEERTRUI. Gij spreekt daar zoo lichtzinnig over, als of er ons niets te wachten stond. Men zal ons aan de deur zetten, ons misschien opsluiten in een donker hol ! Ai ! Al! Wat zal hier nog gebeuren ?</p>
<p>KLAAS. Ja, ja, het ziet er lief uit !</p>
<p>GEERTRUI. Misschien geraken wij nog aan de galg.</p>
<p>KLAAS. Sta daar maar zoo niet te beven. liet ergste dat er van komen kan is... maar neen, ik heb 't gevonden.. we zijn gered. Truitje !</p>
<p>GEERTRUI. Wat denk gij Le doen?</p>
<p>KLAAS, eenige koorden gehaald te hebben. Deze koorden moeten ons redden. Haastig aan 't werk.</p>
<p>GEERTRUI. Gaat ge misschien 11 zelven ophangen om anderen die moeite te sparen?.</p>
<p>KLAAS. Mij ophangen? zoo dom niet, vrouwtje lief, daarvoor heb ik te veel eergevoel dat is goed voor de dommerikken. (Ilif draait zich cene koord om het lijf.) Gij moet mijne armen en beenen stevig binden met die koord , u een doek voor den mond binden, en als de graaf komt zullen. wij zoggen dat eenige zwart gemaakte mannen ons hebben vast gebonden en Berthilda hebben weggevoerd.</p>
<p>GEERTRUI, doet zulks en bindt zich aan eenen stoel vast. Dat-zal ons misschien redden. Nu eenige stoelen omgeworpen en mij aan dezen vastgebonden, KLAAS. Ik begin Waarachtig te gelooven dat het gebeurd is. Wat hoor ik daar! ha ! Een rijtuig... Daar zijn zij Geertrui... Laat ons nu om hulp roepen.</p>
<p>GEERTRUI. Hulp! hulp! dieven! moordenaars!</p>
<p>KLAAS. Drommels, kunt ge niet luider roepen?' ! doe uw best maar, ik zal niet voor u onderdoen. (Hij roept.) Hulp! moordenaars! hulp ! hulp!</p>
<p>(De deur wordt opengerukt. De graaf, Riperda, bedienden komen toegeloopen.)</p>
</text>
|