Full text |
<?xml version="1.0" encoding="UTF-8"?>
<text>
<p>U ben ik • het leven verschuldigd. Gij hebt mij met de teederste zorgen omringd. Welnu zult gij mij de vrijheid mijns harten ontnemen? Neen, niet waar! Riperda boezemt mij afschrik of liever afschuw in. Bij het aandenken mijner moeder, bij alles wat mij heilig en dierbaar is. smeek ik u, vader, mij nog eenige dagen uitstel te verleenen. DE. GRAAF.- Onmogelijk ! Wat zou men aan het Hof denken? Mijn wil is en blijft onherroepelijk ! BERTHILDA. Zoo dat ik voor niets tel en 'met hem trouwen moet. Ik zou zijne slavin worden ! (Zich op de knieën werpende.) 0 vader, wat klinken uvve woorden mij wreed in het oor. DE GRAAF. Ik wil.., het moet zijn. BERTHILDA. opslaande. En voor de eerste maal van haar leven kan uwe dochter u niet gehoorzamen. DE GRAAF. Wees niet zoo driftig, bedaar, en ga naar uwe kamer; kleed u, en wanneer de genoodigden op het feest zullen zijn, zult gij wel tot betere gevoelens jegens Riperda komen. BERTHILDA. Vader, ik durf het niet hopen. (Ter zijde.) Verwittingen wij Adelbrecht en bereiden wij alles tot onze vlucht. Ik ook heb- oenen wil ! f.) Achtste Tooneel. DE GRAAF, later RIPERDA. DE GRAAF. Wie toch was in staat dit onervaren meisje aldus van karakter te doen veranderen ? (Hij gaat Riperda te genwei.)Welkom, aanstaanden schoonzoon; uw verlovingsfeest belooft prachtig te zijn. Wat zegt Zijne Majesteit er van ? RIPERDA. De Koning heeft mij persoonlijk geluk gewenscht met mijnen keus. De voornaamste edellieden van Madrid zullen het verlovingsfeest bijwonen. Is jonkvrouw Berthilda tot betere gevoelens te mijnen opzichte gekomen ?</p>
</text>
|