Full text |
retrospectieve vakbibliografieën verzameld en deze daarna teruggezocht in
de lopende bibliografieën. Het bleek dat ongeveer de helft der referenties
meermaals, 3096 éénmaal en 2096 niet vermeld werd. Opmerkelijk was
dat de niet-ver melde studies geenszins perifeer qua onderwerp noch
exotisch qua taal noch van lagere kwaliteit waren (Houghton, 1975, p.
88). Daarenboven zijn vele bibliografieën derwijze georganiseerd dat een
vraagsteller niet steeds alle referenties vindt, hoewel ze wel voorkomen.
Dit wordt in een volgende paragraaf nader bekeken. Thans gelde evenwel
als besluit : zo grote dekking beoogd wordt, moet men (a) verschillende
lopende bibliografieën consulteren ; (b) de referenties der geciteerde
studies zelf opvolgen.
4. Ontsluiting van de inhoud van documenten
Het ontsluiten van documenten gebeurt in een soort van vergeeste-
lijkte wisselwerking tussen de persoon die indexeert en de persoon die
zoekt. Indien beiden niet dezelfde termen gebruiken, onstaat er geen con-
tact.
Het indexeren zelf bestaat uit twee hoofdmomenten :
(a) de conceptuele analyse van de inhoud, antwoordend op de vraag :
“Waarover gaat het document en welke aspecten worden geacht be-
langrijk te zijn voor de gebruikers ?”.
(b) de terminologische definitie van de concepten. Hier is de vraag : “Hoe
vertaal je de conceptuele analyse in standaardtermen ?”. Deze
standaardtermen zijn termen uit de gewone taal, die evenwel in die
bepaalde index staan voor een aantal gelijke of gelijk geachte termen.
Om de index goed te gebruiken, moet men deze standaardtermen
kennen ; men moet weten (of aangeven) welke termen gebruikt
worden, ter aanduiding van volgende gelijk geachte begrippen, b.v.
permanente vorming ; permanente opvoeding ; bijscholing. Indien
men deze drie termen in de index gebruikt zoals ze door verschillende
auteurs gebruikt worden, m.a.w. zoals ze in de natuurlijke taal
voorkomen, wordt het onderwerp verspreid over verschillende
plaatsen in het alfabet. Indien men ze concentreert onder één
hoofdingang, gebruikt men een artificiële taal, een meta-taal, een
gecontroleerde terminologie (Foskett, 1971, p. 47). Deze gecontro-
leerde terminologie kan men hetzij verbaal weergeven door een term,
hetzij door een letter- of cijfer-notatie (b.v. permanente vorming = Gf
12 of 37.015.3).
Wat de vraagsteller impliciet doet, is precies het omgekeerde. Spon-
taan zal hij zijn vraag stellen in zijn eigen (natuurlijke) taal ; deze moet
(hetzij by trial and error, hetzij door andere middelen) in overeen-
Bibliotheekgids — Jg. 56 B/Vr. 1-2 — 1980 / 15 |