Full text |
geerte en in de Germaansche Philologie
veroverde, en nadat hij in Holland,
Duitschland en Engeland vertoefd had
om zich in de taal en de letterkunde
dezer landen te volmaken, onderwees hij
achtereenvolgens in de Middelbare
Scholen van Verviers, Namen, Bergen en
Gent. Weldra werd hij leeraar voor het
technisch Engelsch in de Ecole des
Mines van Bergen en in de Nijverheid-
school der Provincie Henegouwen. Na
den grogten oorlog doceerde hij als lector
(chargé de cours) aan de Hoogeschool van
Gent en in de geschiedenis der Engelsche
letterkunde. Inderdaad had Prof.
Lhoneux zich in de Engelsche letterkunde
der Middeleeuwen gespecialiseerd in ’t
bijzonder in de geschiedenis van het
tooneel. Alhoewel zeer in beslag geno-
men door zijne talrijke werkzaamheden —
hij was ook lid van den Verbeteringsraad
van M. Q. (conseil de Perfectionnement
de l’Enseignement moyen) en van den
Hoogen Raad der Openbare Bibliothe-
ken — , studeerde hij steeds voort. Zoo
ging hij elk jaar voor een paar weken
naar Oxford, Cambridge of Londen wier
groote bibliotheken een geschikt arbeids-
veld boden voor zijn ijverigen en onder-
zoekenden geest.
Talrijke Vlamingen die Prof. Lhoneux
ontmoetten tijdens het Congres der
Vlaamsche Bibliothecarissen te Brugge,
of die hem leerden kennen te Antwerpen
of te Leuven waar hij deel uitmaakte van
de jury belast met het onderzoeken der
candidaat-bibliothecarissen, zullen het
verlies van dezen hoog ontwikkelden
geest diep betreuren. Alhoewel van
Waalsche oorsprong ging hij steeds met
de grootste belangstelling de geestes-
ontwikkeling van Vlaanderen na.
Hij heeft verschillende artikels, essays
en studies van philologischen en letter-
kundigen aard geschreven. In 1921 werd
hij door Minister Destrée belast met het
inrichten van den Dienst der Openbare
Bibliotheken.
Het is óp hét öógenblik dat hij de
vruchten van een leven, gansch aan den
arbeid en dé wetenschap gewijd, ging
plukken, dat dé dood hem van een teer
beminde vrouw,en nog zeer jonge kin-
deren wegrukte.
Wij bieden aan zijne familie onze innige
deelneming in dit voor haar onherstel-
baar verlies,
Nederlandsche Vereeniging
van Bibliothekarissen
en Bibliotheekambtenaren
Onze Nederlandsche Zustervereeniging
hield den IIe Juni 1924 hare algemeene
jaarvergadering te Middelburg. Onze
voorzitter de heer Lode Baekelmans
werd als gast daartoe uitgenoodigd.
In zijne openingsrede sprak de Neder-
landsche voorzitter, Heer Dr. J. ter Meu-
len tot onze vertegenwoordiger de
volgende hartelijke woorden :
„U weet niet, meneer Baekelmans, hoe
dankbaar ik U ben, dat U aan onze
roepstem hebt gehoor gegeven. Wij
weten nog veel te weinig van wat er
omgaat in ons vak buiten onze staats-
grenzen en dat geldt helaas ook voor het
volk, dat zich voor wat betreft de
geestelijke goederen zoo sterk met ons
verbonden, ja ten deele zelfs van ons
afhankelijk gevoelt. Ik ben er zeker van,
dat llw persoon en Uw voordracht voor
velen onzer aanleiding zullen zijn wat
meer belangstelling te toonen voor het
Vlaamsche bibliotheekwezen.-'
De voordracht van den heer Baekelmans,
die wij in een volgend nummer zullen
afdrukken, genoot dan ook de onver-
deelde aandacht.
De Limburgsche Gouwbond van het
Davidsfonds en de katholieke Volks-
bibliotheek.
Wij lezpn in „De Gazet van Genck" van
22 Juni 1. 1. :
„Ten jare 1921, toen onze Provincieraad,
op aandringen van den Limburgschen
Gouwbond van het Davidsfonds, zijne
hooge belangstelling voor de volks-
bibliotheken liet blijken en o. a. aan den
Gouwbond een hulpgeld van 10.000 fr.
verleende om de bij hem aangesloten
boekerijen doelmatig te ondersteunen,
waren deze slechts 50 in getal,
Stilaan hebben zich sedertdien meerdere
inrichtingen van dien aard bij hét
Davidsfonds aangesloten, zoódat huil
aantal Op dit oogenblik 84 bereikt en te
Voorzien is, dat binnen eenigen tijd de
Gouwbond de meeste Limburgsche volks-
-boekerijen zal groepeeren.
In den loop van het jaar 1923 werd aan
die bibliotheken in geld en boeken de
som van 10.400 frank besteed en leenden
zij, volgens de ingeleverde staten, geza-
menlijk ongeveer 110.000 boekdeelen uit, |